Zoals men in deftig Nederlands spreekt van de dag des Heren staat het woord Allerheiligen voor de dag aller Heiligen wat in het zogenaamd modern Nederlands via een geheel overbodige omleiding met een voorzetsel gemakshalve wordt omgedoopt in 'de dag van alle Heiligen'. Gelukkig doet men dat in de met het Nederlands verwante maar veel schonere Duitse taal niet en weerstaat de Duitse taal (voorlopig) aan de toenemende druk van het taalmodernisme dat met allerlei gemakzuchtige 'simplificaties' - die een taal eigenlijk alleen maar logger maken - in naam van wat men in ultra modern Nederlands 'efficiency' noemt, de taal armoede promoot.
Allerheiligen dus, dat is de feestelijke dag waarop het Katholiekendom haar uitgebreid en nog steeds wassend arsenaal van Heiligen viert. Zo zit onder meer onze eigenste Vlaamse Pater Damiaan in de pauselijke 'pipeline' (= ultra modern Nederlands voor 'pijpleiding' of gewoon 'pijp') - in de Pauselijke Pijp - voor heiligverklaring.
Het is ook het moment waarop men alle katholiek gedoopte gewone stervelingen die het 'sterfpunt' hebben overschreden (in de oud Griekse mythologie wordt dat prachtig gesymboliseerd door het oversteken van de rivier 'de styx' onder begeleiding van de veerman 'charon') herdenkt, zij het niet op de feestelijke dag aller Heiligen zelf maar op de niet feestelijke dag erna, op de dag aller zielen, op 'allerzielen' .
Er zit dus in de Katholieke Leer wel degelijk een 'systeempje' gebaseerd op onderscheid en met een duidelijke mechaniek en hiërarchie: zo genieten 'Heiligen' van een heel apart statuut t.o.v. van gewone Katholieke stervelingen die na hun materiële dood nog behept blijven met een 'ziel'. 'Heiligen' daarentegen zijn oorspronkelijk gewone Katholieke stervelingen die na hun materiële dood en een spiritueel verder leven als 'ziel' op een onbestemde plaats die men 'hemel' noemt, via een pauselijke 'hocus pocus' - heiligverklaring genoemd - zielloos zijn geworden, 'ontzield' zijn en zich hierdoor in superieure zin van gewone Katholieke stervelingen en van 'zielen' onderscheiden. In de Katholieke Leer staat de 'ontzielde' - evenals en evenzeer als de geestelijk 'ontmande' - dus duidelijk een sportje hoger op de Katholieke hiërarchische leer. Getransponeerd naar de oud Griekse mythologie en het oud Griekse Godendom zou men de Katholieke 'Heiligen' als een soort 'half-goden' kunnen zien die zich op hun beurt hiërarchisch onderscheiden van de echte 'Goden', waarvan men in de Katholieke Leer stelt dat er maar 1 (één) zou zijn, in tegenstelling dan weer tot de bonte, schitterende pleiade van Griekse Goden.
Er zijn mijns inziens nog wel meer gelijkenissen tussen het oud Griekse en het latere Romeinse systeem van Godendom enerzijds en het Katholieke systeem van Godendom anderzijds. Men zou zelfs kunnen stellen dat de Katholieke Leer haar wortels heeft in het zogenaamd 'Heidendom' gekenmerkt door een kleurrijk veelgodendom dat in het Katholiekendom is afgezwakt tot een ééngoddom - zij het toch onder de multipele vorm van drie goddelijke 'personen', de voor normale stervelingen niet te vatten drie-eenheid van Vader & Zoon & H. Geest - door middel van een soort drastische herstructurering gepaard gaande met rationalisering en afdanking met het oog op meer 'effciency', in schoon Duits 'Wirtschaflichkeit' genoemd. Deze vorm van rationalisatie werd nog verder doorgevoerd in het van de Moederbron afgesplitste en trouwens van oorsprong Duitse Protestantisme waarbij in één klap alle 'Heiligen' alsmede het wereldlijk instrumentum voor de hemelse heiligverklaring - het Pausendom -, werden afgedankt, 'wegrationalisiert'.
Dit allemaal in diverse talen gezegd zijnde, kom ik nu tot de kern van dit intermezzo: mijn persoonlijke herdenking en verering van een aantal afgestorven gewone stervelingen, al dan niet onder katholieke 'zielvorm' voortlevend.
1. Twee vrouwen.
1.1 Mijn Moeder : zij die ik buiten en boven alle andere stervelingen het liefste zag, het meest beminde, die mij het meest dierbaar was en zal blijven. Dit heeft in het algemeen ook te maken met de bijzondere band die er hoe dan ook altijd tussen moeder en kind is, eerst letterlijk en materieel door de navelstrengband waarmee bij de geboorte het kind van de moederschoot wordt gescheiden maar die nadien figuurlijk en geestelijk als onzichtbare, affectieve band blijft bestaan, naast de navel als zichtbaar blijvend lichamelijk 'litteken' van het doorknippen van de oorspronkelijke materiële band tussen moeder en kind.
Bovenstaande foto van een 'stoel' (op een eerder smoezelig-vuil uitziend terrasje van een ziekenhuis) is een mij zeer dierbare herinnering aan de geestelijke pijn en het immens verdriet dat ik voelde, verdroeg en doorstond tijdens de uren dat mijn moeder stervende was, wachtend op het definitieve einde en afscheid, af en toe rustend en berustend in de hierboven door mij afgebeelde eenvoudige, witte 'stoel' waarvan het silhouet zich in de allengs ondergaande zon aftekent op de wand van het terras, als was het de zachte maar onverbiddelijke schaduw van de naderende dood, van het nakende definitieve afscheid van mijn moeder waarbij ook de affectieve band wordt doorgeknipt als een soort laatste fase van een bij het leven voortschrijdende 'geboorte' van het kind uit de moeder. Dat deed pijn, veel pijn. Rest mij enkel nog die navel, als laatste stukje 'moeder', om te koesteren...tot ook ik sterven zal.
1.2 Mijn 'Kotmadam' : ze heette 'Germaine' en was een eenvoudige, zorgzame, toegewijde, alleenstaande weduwe die via de 'verhuur' van 2 nog eenvoudiger 'studenten kamertjes' weliswaar een centje bijverdiende maar door haar zorg en toewijding voor 'haar' studenten eigenlijk veel meer terug gaf dan men ervoor in geld uitgedrukt moest betalen. Hierbij zocht en vond zij allicht ook menselijk gezelschap en troost maar dat gold evenzeer voor 'haar' studenten die hun zorgen en kwellingen maar ook hun blijdschap en vreugden met haar konden delen, hun innerlijke eenzaamheid en onzekerheid verzachten, ombuigen in sterkte. In deze moderne wereld bestaat dat systeem van menselijke 'co-habitation' en sociale 'controle' niet meer. Zou er bij de hedendaagse (studerende) jeugd geen nood en behoefte meer aan zijn, ... meer aan zijn?
Het weze mij toegestaan om daaraan enigszins te twijfelen. In ieder geval kreeg ik toen al, in die goede oude tijden, hele scharen mede-studenten die niet 'bemoederd' werden door een 'kotmadam' over mijn kotvloer die de gemoedelijke sfeer en de 'nestwarmte' kwamen opzoeken, hun verhalen en dromen kwamen vertellen, hun zorgen en jongelingen leed kwamen luchten en lenigen en daardoor ook geen of minder nood hadden aan 'pillen' of gelijksoortige 'drugs'. Mijn 'kotmadam' heeft mij zonder enige twijfel geestelijk ondersteund en liefdevol begeleid doorheen een flink stuk van mijn woelige en soms echt wel turbulente jeugd-en studentenjaren.
Mijn 'kotmadam' had ongetwijfeld ook een oogje voor goed ogende en - bij voorkeur - romantisch ingestelde jongelingen. Niet dat er zich gewenste of ongewenste intimiteiten opdrongen, verre van zelfs, maar af en toe had ze blijkbaar toch behoefte aan enige vorm van zacht lichamelijk 'contact' dat zich meestal uitte in een subtiel naderen en lichtjes raken met haar goed gevormde en stevig gespannen boezem, zoals wel geschapen en wel gevoelige mannen dat soms met hun penis kunnen doen. Ik heb haar subtiele 'ontboezemingen' altijd mild ondergaan, met graagte en gecontroleerde begeerte in ontvangst genomen. Alles wel beschouwd denk ik dat de vrouwenboezem een soort 'penis functie' vervult en dat, omgekeerd, het mannelijk deel ook een soort 'boezem functie' heeft. Beide organen zijn immers zeer zacht van aard en structuur, opzwelbaar en ook uiterst (contact) gevoelig. Het verschil tussen mannen en vrouwen zou dus wel eens kleiner kunnen zijn dan doorgaans wordt gedacht.
Ik zou hier nog heel veel kunnen verhalen over 'mijn kotmadam' die van Aalsterse begoede maar gefailleerde textiel middenstands komaf was en zich nadien had omgetoverd tot een echte Gentse Madame die de 'Franse taal-met-Vlaams-haar-op' vloeiend sprak, maar ik late hier maar beter - in dankbare en dierbare herinnering - haar schone 'ziel' in vrede rusten. Amen.
2. Twee vrienden.
2.1 Herman Lecocq : één van mijn beste en trouwste vrienden-studie makkers aan wie ik ook veel kon toevertrouwen en omgekeerd, van wie ik ook veel geleerd heb en omgekeerd. We hebben samen veel gedeeld, leed en vreugd, sprankelende ideëen en hoogstaande idealen maar ook diepe twijfels, dit alles overgoten met onnoemelijk veel kruiken van de beste 'Bols' jenever, Hollandse oude klare. Hoe dieper de drank zakte in de fles, hoe dieper onze filosofische gedachtengangen gingen. Veel te jong heengegaan en dat heeft me ook diep geraakt. Ik mis hem nog. Hij was een buitengewoon intelligent persoon en op vele terreinen beslagen zowel in de menswetenschappen, filosofie en talen als in de wis- en natuurkundige wetenschappen. Eigenlijk had hij bovenal een uitstekend germanist, een schrijver en dichter kunnen zijn maar uiteindelijk lag hij te veel in een knoop met zichzelf en met de praktische kanten van het leven, met zijn levenspartner en zijn gezin ook. Het echtgenoot- en vaderschap waarvoor hij veel te vroeg en te jong had gekozen was eigenlijk niet aan hem besteed, het kwelde en doodde zijn geest en zijn intellectuele vermogens maar hij dierf geen kant kiezen en verzoop, letterlijk, in de drank....
Ik heb al zijn brieven met teksten en gedichten over zijn existentiële twijfels, besluiteloosheid, wanhoop, ziekte en verslaving, zijn sexuele frustraties en amoureuze perikelen, met eerbied en liefde bewaard en soms, heel soms durf ik ze nog wel eens lezen en dan word ik weer week, weemoedig en troosteloos...en mis ik hem.
2.2 Marc Ringoir : een geval apart, een knappe bol en een knappe kerel, een 'dandy' met gladde en lepe kantjes maar ook met een goed hart. Succes verzekerd bij alle sexen van alle leeftijden, charmeur charmant op hoog niveau. Kon volledig opgaan in zijn lievelingsmuziekje, de Bolero van Ravel, vooral naar de muzikaal zwellende climax toe die hij - met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid - kon laten samenvallen met de functioneel zwellende climax van een orgasme, geïnduceerd door en gelijktijdig met de opzwepende ritmes van dit erotiserend muziekstuk. Er zijn er niet veel die dit kunnen klaarspelen, ook ik niet. Ik hou er al met al veel aangename herinneringen maar ook diepe ontgoochelingen aan over, een gevoel van aantrekken en afstoten tegelijk, precies zoals zijn complexe maar betoverende persoonlijkheid in elkaar stak en een overeenkomstig desoriënterend effect op anderen uitlokte. Liep een beetje achter zijn 'pik' aan, koorddanser, trapezist, vlammenspuwer, trouwde snel en bewust maar scheidde zo mogelijk nog sneller en bewuster en geraakte zodoende wat op de dool maar schopte het uiteindelijk wel tot gediplomeerd geneesheer, weliswaar verder boerend als 'alleenstaande' én vader van 1 zoon, officieel dan toch. Uiteindelijk verzeilde zijn amoureus leven en samen-leven op een spoor zoals dat in normale sprookjesboeken niet veel voorkomt en daarom hou ik dat ook voor mezelf. Stierf onverwachts en snel en veel te jong, geveld door een acute virale infectie. Zijn mooie, bronzige en bronstige lichaam werd gecremeerd, de grijze as uitgestrooid. Hij had een plaatsje in mijn leven en hij heeft een plaatsje in mijn herinneringen. Weet je - hoe zegt men dat - men kon er niet echt kwaad op zijn, hoewel daar soms ernstige redenen toe waren. Het zij zo..., mijn veelkleurige vlinder, hij moge vrolijk verder vlinderen in des Vaders Hemelen.
3. Twee schrijver-dichters.
3.1 Paul van Ostaijen : was ook een soort 'dandy', een intelligente jongeling met scheve kantjes en weerhaakjes aan maar ook een taalvirtuoos, zoekend naar verbanden tussen taal, klanken en 'beelden'. Zo maakt het een groot verschil als men sommige van zijn gedichten 'stil', in gedachten, leest of bekijkt en als men ze luidop leest, 'declameert'. Door woorden, tekens, klanken en ruimtelijke 'spatiëring' worden 'beelden' opgeroepen. Het omgekeerde moet misschien ook mogelijk zijn...? Vond zijn inspiratie en mosterd vooral in Duitsland, bij de bron van veel westeuropese avant-garde kunst. Heel jong gestorven, aan de 'kunstenaarsziekte', zoals men toen zei.
Hierna een staaltje van de meesterlijke woordkunst van P. van Ostaijen waarbij woorden klanken, klanken beelden worden. Andere 'gedichten' en informatie vindt U hier
NACHTELIJKE OPTOCHT
Taptoe oe oe taptoe
stapt al maar toe
zwart van de nacht dat dik drukt de stijve straat
breekt licht logge lucht
en muziekgeschetter
Licht van de laaiende lansen
laaiende stap van de lichtende lansen
lansen van laaiende licht
dansende licht van de laaiende lansen
dansend laaien van de lichtende lansen
laaiende lansedans
Lansgekletter
muziekgeschetter
lichtende kadans
laaiende lansen
laaiende kadans van lichtende lansen
lichtend lucht kadans en dans van laaiende lansen
kadans van laaiende lansedans
kadans van dans
Lichtende lampen
laaiende lampen
licht van laaiende lampen
dans van laaiende lampen
kadans van lichtende lampen
kadans van laaiende lampen
dans van de lucht in waaiende lampen
waaiende dans van de lucht in laaiende lampen
laaiende kadans in de waaiende lampedans
kadans van lampedans
licht van lampen
Lansgekletter
muziekgeschetter
geschetter van klare klarinetten
helder gekletter van klare klarinetten
helder gekletter klarinettegeschetter
Stappen op straat
stappen breken de straat
stramme stappen breken de straat
horizontaal
vertikaal
vooral diagonaal
lampen lichten kadans
klare klarinetten dansen in de lansedans
klarinetten lampen en lansedans
transparant
Taptoe
oe oe
taptoe
Uit "Nagelaten Gedichten"
Enkele mooie filmisch-fotografische uitbeeldingen van de woord-klank-beeld kunst van Paul van Ostaijen:
En over de invloed van het filmbeeld (Stummfilme) op Paul van Ostaijen:
Heel aandoenlijk maar ook bijzonder interessant op het vlak van de ontwikkeling, de betekenis en de functies van de (gesproken en geschreven) mensentaal:
Taal en woord als klank, als muziek, manifesteert zich ook meer en meer in de hedendaagse 'popmuziek', ook in het Nederlands taalgebied en meer specifiek - maar niet verwonderlijk - bij performers die zich van taaldialecten bedienen, zoals de Westvlaamse Hannelore Bedert bv. in "janker":
3.2 Gerard (van het) Reve : een rasechte 'Hollander', Amsterdammer, buitengewoon intelligent en waaraan, zo nodig en mogelijk, nog meer scheve kantjes en weerhaken zaten. Taalvirtuoos met grote kennis van en groot respect voor de Nederlandse Taal, denker-criticus, mysticus met wortels in primitieve, animistische 'religieën', in de gestaltpsychologie en in de Freudiaans gerichte Gedachten en Leer der dieptepsychologie, poseur af en toe, en verder ook gewoon 'Hollander'.
Eén van de merkwaardige aspecten aan het fenomeen 'Reve' die op een bepaald punt in zijn leven zichzelve tot 'Rooms Katholiek' liet dopen, is zijn persoonlijk gevecht tegen het 'Rooms Celibatair Concept'. Reve was geenszins celibatair ingesteld, had zelfs een grote weerzin (en angst) voor castratie, ook de geestelijke. Hij voorzag integendeel een voorname plaats voor de menselijke lichamelijke functionaliteit en de sexuele functies in zijn persoonlijke Roomse Godgedachte waarbij hij zich God onder meer dorst voorstellen als een (lieve) Ezel die hij 'voorzichtig langs achteren, via Zijn Geheime Opening, zou willen nemen', als teken van Liefde en Eénwording. In het jaar onzes Heren 1967 was dat zelfs voor de rationeel gelovende Calvinisten een streepje te ver, een maatje te veel en Reve werd prompt voor de rechter gedaagd, wegens 'Godslastering'. Reve schreef en voerde persoonlijk zijn verdediging tegen deze aanklacht en won op zijn ene been glansrijk het proces, 'Ezelsproces' genoemd.
Het toont aan dat de vrijheid der gedachten in "Oranje Vrijstaat" geen loos begrip is, al moet men er soms voor knokken.
[Het ezelsproces
In de allereerste aflevering van "Dialoog, tijdschrift voor homofilie en maatschappij" had Gerard Kornelis van het Reve (zoals hij toen nog heette) een 'Brief aan mijn Bank' opgenomen. Daarin vertelde de schrijver hoe hij zich de Wederkomst voorstelde: ’Als God zich opnieuw in Levende Stof gevangen geeft, zal Hij als Ezel terugkeren, hoogstens in staat een paar lettergrepen te formuleren, miskend en verguisd en geranseld, maar ik zal Hem begrijpen en meteen met Hem naar bed gaan, maar ik doe zwachtels om Zijn hoefjes, dat ik niet te veel schrammen krijg als hij spartelt bij het klaarkomen.’ Op 22 februari 1966 stelde SGP-parlementariër ir. C.N. van Dis Kamervragen (aan de ministers van justitie en van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk) over deze uitlatingen en drong aan op vervolging op grond van art. 147 van het Wetboek van Strafrecht. De ministers antwoordden dat het Amsterdamse parket inderdaad vervolging zou instellen. De officier van justitie betrok in zijn dagvaarding ook een nauw verwante passage uit de inmiddels verschenen bundel 'Nader tot U'. Daarin had Van het Reve namelijk geschreven: ’En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze Ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen: „Gerard, dat boek van je – weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?” „Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw Naam tot in alle Eeuwigheid! Ik houd zo verschrikkelijk veel van U”, zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kussen en naar binnen trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten, en daarna een present-eksemplaar geven, niet gebrocheerd, maar gebonden – niet dat gierige en benauwde – met de opdracht: „Voor De Oneindige. Zonder Woorden”.’ De rechtbank oordeelde dat de passages weliswaar godslasterlijk waren, maar geen smalend karakter hadden. Reve ging daarop in hoger beroep, waarbij hij zelf zijn verdediging voerde. Hij wees er onder andere op dat de wet een onzinnig onderscheid maakt tussen het lasteren van personen die als God worden vereerd en het uitschelden van bijvoorbeeld Maria, Boeddha, of Krishna, die immers niet als goden worden beschouwd. [6] [10] Van het Reve werd vrijgesproken -- een oordeel dat in april 1968 door de Hoge Raad werd bevestigd. Kort daarop werd hem de PC Hooftprijs toegekend.]
En ziehier tot wat de vrome Godgedachte van Reve uit het gezegend jaar 1967 in het rampzalig jaar 2008 in de praktijk is verworden:
Colombiaans bordeel met ezelinnen is succes
Aan de Caribische kust van Colombia zijn de broers Julio César en Carlos Andrés Sierra na lange werkloosheid dan maar begonnen met een ezelinnenbordeel. En de zaak loopt als een trein.Dertig ezelinnen telt het bordeel en de klant betaalt tussen 10.000 en 20.000 pesos (3,26 en 6,52 euro). Hoewel de broers discreet willen zijn over hun zaak, vertelden ze de plaatselijke krant De Vrijheid dat een voormalige burgemeester, een ex-gemeenteraadslid en een ex-parlementariër tot hun beste klanten behoren. De zaak is een gigantisch succes.
Naar verluidt heeft menige Caribische Colombiaan zijn eerste ervaring met een ezelin en sommigen kunnen de gewoonte niet meer loslaten. (anp/bf)
Reve had verder ook een uitgesproken liefde-haat verhouding met zijn Vaderland/Moederland en hij verhuisde meermaals, eerst naar Frankrijk en laatst naar België/Vlaanderen waar hij uiteindelijk ook zijn laatste jaren sleet, stierf en begraven werd. Die laatste jaren verliepen zeker niet zoals Reve het zich voorheen had voorgesteld, hij werd zwaar dementerende en ging slepend ten onder aan de ziekte van Alzheimer. Gelukkig heeft hij het hierdoor ook niet ten volle beseft. Had hij de Voorzienigheid aan zijn zijde toen hij in 1966 zijn boek "Op Weg naar het Einde" schreef?
Een interessante site om verder te lezen over en rond het werk en leven van Reve, zijn visies en fantasieën, is mijns inziens 'Nader tot Reve' en enkele goed gemaakte foto's en indringende portretten die ook echt iets uitdrukken over de mens Reve kan U mijns inziens vinden op deze website van fotograaf Klaas Koppe.
Deze video versie van 'de Grote Gerard Reve show' uit 1974 is mijns inziens ook zeer de moeite waard om te bekijken en te beluisteren ( duur +/- 50 min.) met onder meer op het eind van de show een schitterende poppen performance over 'de Ezelskwestie'.
Bij dit alles maakte ik voor mezelf voortdurend de bedenking hoe vergankelijk de mens en het menselijk lichaam wel zijn, hoe vernielend en vernederend de aftakeling kan zijn, hoe nietig en relatief elk mens als individu is. Het ergste is dat mensen in staat zijn om dat ook nog te 'beseffen'. In dat opzicht kan men de menselijke 'rede' geen zegen noemen en misschien is dat in elk opzicht wel zo, waardoor de mens misschien wel niet het door hem zelf bedacht superieur wezen is waarmee hij zo gretig pronkt, is het aan de mens toegekend vermogen tot 'rede' juist helemaal geen of hoogstens een vergiftigd Godsgeschenk?
4. Drie 'fotografen'.
Hiermee wil ik mijn eer betuigen aan 'fotografen' die als mens, door hun persoonlijkheid, visies en handelen iets wezenlijks hebben betekend voor en bijgedragen aan het medium fotografie, niet in het minst voor de 'artistieke' kant ervan en de maatschappelijke waardering ervoor.
4.1 Henri Cartier-Bresson : fijnzinnig en groothartig humanist, kunstenaar-fotograaf met een ruime kijk op de wereld, de mens en de kunst in het algemeen en precies hij, als de grootste onder alle fotografen betiteld, relativeert uitgesproken zichzelf als 'kunstenaar' en de artistieke potenties en betekenis die het medium fotografie zou kunnen hebben. Er zou bij veel hedendaagse fotografen een belletje moeten rinkelen die hen in alle passende bescheidenheid aanzet om wat meer en dieper na te denken over waar ze mee bezig zijn en waar ze eigenlijk naar toe willen, over wat ze aan de wereld te 'zeggen' hebben dat de moeite waard is om naar te 'luisteren' en daarbij misschien ook af en toe eens 'checken' of ze eigenlijk niet tegen zichzelf i.p.v. tegen de wereld aan het praten zijn?
4.2 John Szarkowski : één van de belangrijkste promotoren, zo niet de belangrijkste, van het medium fotografie als betekenisvol artistiek uitdrukkingsmiddel. Schreef enkele waardevolle analytische essays (meestal gekoppeld aan tentoonstellingen van foto's) over hoe fotografische afbeeldingen in elkaar kunnen zitten, hoe zij visueel communicatief kunnen werken. Bijzonder interessant om weten is ook dat Szarkowsky geen enkel belang hechtte aan de herkomst van een foto of de maker ervan, een foto is bij hem een foto en over die foto en alleen over die foto gaat het voor Szarkowsky. Het interesseerde hem geen moer of een foto vanuit een artistiek oogpunt was gemaakt of door de kunstwereld als 'kunst' werd gevalideerd, integendeel, ik vermoed sterk dat hij juist die foto's die al te uitdrukkelijk als 'kunst' werden gepresenteerd en gepromoot, met een wantrouwig oog bekeek en ze meestal als niet of weinig interessant ter zijde schoof. Over de visies van Szarkowsky op het medium fotografie wil ik later nog verder ingaan, samen met nog enkele andere interessante denkers over het wezen, het doel en het nut van het medium.
4.3 Ed van der Elsken : uitzonderlijke Nederlandse kunstenaar-fotograaf met een ruime blik op de wereld, uiterst bewogen en geëngageerd in en via het medium fotografie, later ook film, niet geïnteresseerd in of alleszins niet geobsedeerd door vorm of compositie maar in wat hij over de door hem waargenomen, aangevoelde en beleefde wereld in essentie en treffend in een beeld wilde 'vertellen', vertolken, aanklagen en bewaren. Leefde graag en intens en daarom moet zijn medisch aangekondigde dood voor hem een bijkomende verschrikking, een marteling, een hel geweest zijn. Hij 'maakte' in een terminale fase zelf nog een 'film' waarin hij van de wereld en de fotografie definitief afscheid neemt. Het is een aangrijpend dokument geworden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten