WELKOM / BIENVENIDO


MAG IK ME VOORSTELLEN MET EEN LIEDJE?

¿PERMITE QUE ME PRESENTE CON UNA CANCIÓN?


MI CANCIÓN MUY PREFERIDA:

CUCURRUCUCÚ PALOMA



CUCURRUCUCÚ PALOMA, NO LLORES

(LIEF DUIFJE MIJN, WAAROM AL DIE TRAANTJES DIJN?)

Dicen que por las noches
no más se le iba en puro llorar;
dicen que no comía,
no más se le iba en puro tomar.
Juran que el mismo cielo
se estremecía al oír su llanto,
cómo sufrió por ella,
y hasta en su muerte la fue llamando:
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
ay, ay, ay, ay, ay gemía,
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
de pasión mortal moría.
Que una paloma triste
muy de mañana le va a cantar
a la casita sola con sus puertitas de par en par;
juran que esa paloma
no es otra cosa más que su alma,
que todavía espera a que regrese
la desdichada.
Cucurrucucú paloma,
cucurrucucú no llores.
Las piedras jamás, paloma,
¿qué van a saber de amores?
Cucurrucucú, cucurrucucú, cucurrucucú,
cucurrucucú, cucurrucucú,
paloma, ya no le llore
EIGEN VERTALING EN NADERE INFO OVER DIT LIEDJE:


24 november 2010

FOTOGRAFIE : GENTSE FEESTEN (fiestas de Gante) [41]




Gespiegelde Synthese / Síntesis Espejeada

Imágines propias de las fiestas de Gante. Selección de fotos que reflejan mis sentimientos profundos y también ambivalentes con relación a este acontecimiento muy popular y fuertamente celebrado.

Beelden over de eigenheid van de Gentse feesten. Selectie van foto's die een uiting zijn van mijn warme sympathie maar ook van ambivalente gevoelens voor dit zeer populair evenement dat uitbundig gevierd en intens beleefd en geleefd wordt.




22 november 2010

TAAL: NIEUWS UIT HOLLAND: DE ZWARTE P. MET DE WITTE L.




De wonderen zijn Holland niet uit! En ik die in mijn vorig blog bericht nog durfde suggereren dat Hollanders de Nederlandse 'PIK' maar niet konden doen verzoenen met de Vlaamse 'PIET' (afgeleid van het Spaanse 'PITO' fluitje ). Niet helemaal juist blijkbaar. Uit dit olijke Nederlandse Sinterklaas Karnaval Liedje moet blijken dat de Hollanders wel degelijk hun 'P.' van hun 'PIK' met onze 'P.' van onze 'PIET' kunnen doen samenvallen en er zelfs een Spaanse witte 'L.' kunnen tussen wringen. Die witte 'L.' verwijst duidelijk naar een Spaanse witte 'LOLA' die in haar lieflijke Spaanse 'verkleining' ook 'LOLITA' wordt genoemd. Sinterklaas en zijn zwarte 'P.' met zijn witte 'L.' komen uiteraard niet voor niets uit... ja, ja...sí, sí....ESPAÑA !!!

Oogjes dicht en luisteren maar, brave kinderkes....uit Holland, Vlaanderland en Spaanderland.

Por los hispanófilos verdaderos: hieronder kan je met eigen ogen zien en horen hoe Spaanse Lolitas in elkaar zitten en hoe gevoelig ze zijn, ook als ze hun politieke rechten uitoefenen!

¡VOTAR ES UN PLACER!
(stemmen is een genot!)


21 november 2010

TAAL : VAN HET FLUITJE NAAR HET PIETJE / DEL PITO AL PITILLO

Ik vermoed wel dat veel fotografen - vooral de 'artistiek' aangelegden - geen of weinig belangstelling hebben voor taal en al helemaal niet voor 'grammatica' maar diezelfde fotografen zijn naar mijn aanvoelen eigenlijk ook niet geïnteresseerd in de wezenlijke functies van het medium fotografie, laat staan in de (maatschappelijk-wetenschappelijk-culturele) geschiedenis van het medium. Zij maken vooral veel foto's - aan de lopende band zelfs - waarvan ze dan denken dat het stuk voor stuk 'kunstwerken' zijn of dat ze de wereld mooier en de mensheid wijzer zullen/moeten maken. Niets dat minder waar is, durf ik hier te beweren. Wat wél waar is, is dat deze fotografen vooral geïnteresseerd zijn in zichzelf, met zichzelf hoog oplopen dan wel juist worstelen met het omgekeerde gevoel. De oorzaak van deze negatieve evolutie moet men zeker niet alleen bij de fotografen zelf leggen. De hedendaagse maffiose 'kunstwereld' die erin geslaagd is om 'kunst' in zijn eigenheid en maatschappelijke functionaliteit compleet te ontwaarden en gelijk te brengen aan een negatief individualistisch streven, aan ongezonde eigenwaan en een ziekelijke drang tot zelfbevestiging gekoppeld aan platte commercie, heeft ook de 'fotografie', de 'fotograaf' en zijn 'foto's' in deze maatschappelijk nefaste stroming meegesleurd en misbruikt.

Ik kom er later nog op terug

Het Nederlands is in sommige opzichten een rijke taal, in hoofdzaak te danken aan de volkstaal, de volkse zegswijzen en uitdrukkingen en de veelvuldig in overdrachtelijke betekenissen gebezigde woorden. De Spaanse taal is evenwel in dit opzicht en in menig ander opzicht nog veel gevarieerder en rijker en daarom ook voor velen wier moedertaal niet het Spaans of een met het Spaans verwante taal is vrij 'lastig' om als 'secundaire' taal te leren en communicatief volwaardig te beheersen. Elke taal bestaat in eerste instantie uit een 'basis woordenschat', dit is een relatief compact-beperkt geheel van door de mens voortbrengbare 'klanken en klankencomposities' die de levensnoodzakelijke gegevens, omstandigheden en behoeften van een specifieke taal-gemeenschap 'beschrijven' ( = samenvattend benoemen) waarbij elke klank of klankencombinatie (= woorden) aan één of meerdere betekenissen wordt gekoppeld die door alle leden van die taal-gemeenschap (op dezelfde wijze) worden begrepen en toegepast. Die 'basis woordenschat' omvat een 'beschrijving' van voor die taal-gemeenschap relevante levende en niet levende 'dingen' (al dan niet zintuiglijk waarneembare personen, zaken, eigenschappen, functies en de handelingen die daarmee of daarop kunnen worden uitgevoerd). Die 'basis woordenschat' kan in de loop der evolutie van een taal-gemeenschap uiteraard worden uitgebreid met nieuwe woorden of nieuwe betekenissen van bestaande woorden, in de eerste plaats via de taal-eigen mechanismen van woord-combinaties en woord-afleidingen maar ook door volledig nieuwe woorden (klanken), wel dan niet aan andere taal-gemeenschappen 'ontleend' en al dan niet aangepast aan het eigen taal-systeem. We kunnen het 'taal verrijking' noemen maar het is geenszins uitgesloten dat hieruit ook 'taal verarming', in ergere mate 'taal ontwaarding en zelfs 'taal destructie' kan voortvloeien. Er kunnen ook defecten en kortsluitingen ontstaan in de 'taal functie', bv. als specifieke of afgescheiden groepen van taalgebruikers hun specifiek of eigen 'taaltje' gaan ontwikkelen en gebruiken dat door de grootste gemene deler van de leden van die taalgemeenschap niet wordt gedeeld en in het ergste geval niet meer wordt verstaan. Vandaar het belang van het in stand houden, promoten en bewaken van een voor een bepaalde taal-gemeenschap gemeenschappelijk gedragen en toegepaste 'standaard taal'. De mondiale Spaanstalige taal-gemeenschap (LA HISPANIDAD) heeft dit al heel lang begrepen en past dit ook al heel lang toe, de mondiale Nederlandstalige taal-gemeenschap is nu pas begonnen met het een beetje te beginnen begrijpen. Zie actuele info HIER en HIER en HIER. Bovendien is er geen enkele reden tot juichen op het punt waar dit nieuwe initiatief (van de Nederlandse Taalunie) overweegt te onderzoeken of het nog wel zinvol is dat er in de Nederlandse taal 'foutloos' wordt geschreven. Ja, kijk, als men al niet meer uitsluit dat de standaard taal vrijblijvend 'fout' mag worden geschreven, dan wordt het meteen ook zinloos om nog een standaard taal in stand te houden en te promoten. Het is fout te denken dat een standaard taal zich op een 'natuurlijke' wijze in stand zou houden en corrigeren, integendeel.

Een prachtig voorbeeld van taal-ontwikkeling via ontlening/assimilatie uit een andere taal, vindt men in bepaalde betekenissen van het Nederlandse woord 'PIET' en zijn verkleinwoordvorm 'PIETJE'.
'Piet' en 'pietje' hebben in het Nederlands veel betekenissen en worden in verschillende contexten en zegswijzen gebruikt. Volgens de 'Dikke Van Dale' zouden de meeste betekenissen afgeleid zijn van de naam 'Piet/Petrus' of - in een enkel geval - ontstaan zijn door natuurlijke klanknabootsing van het 'gepiep' van een vogelsoort (scholekster?) waaruit het woord 'kanariepietje' zou ontstaan zijn.
Maar typisch Vlaamse uitdrukkingen en zegswijzen zoals 'een klein pietje hebben' ( = met een klein lulletje begiftigd zijn) en 'bij het/zijn pietje nemen' ( = overdrachtelijk, te grazen nemen of verschalken) kan men hiermee onmogelijk verklaren, zeker niet vanuit de van heilige geuren bezwangerde Roomse naam 'Petrus'? Een geluid nabootsend vogelengezang kan het normalerwijze toch ook niet zijn? Dat voormelde typisch Vlaamse en plastische uitdrukkingen nooit op leden van het vrouwelijk geslacht worden toegepast en bovendien altijd met de verkleinvorm 'pietje' worden gebruikt, geeft ons al een eerste indicatie in een andere richting. Die richting (die de 'Dikke' niet aangeeft) is mijns inziens te zoeken in de Spaanse taal, meer bepaald in het woord 'PITO' en zijn verkleinwoordvorm 'PITILLO'. Laten we bovendien niet vergeten dat de Vlaamse gewesten jarenlang bevolkt werden met Spaanse soldaten en gelukszoekers en hierdoor ook historisch bevrucht werden met elementen van de Spaanse taal, zeden en cultuur.

Het Spaanse woord PITO kan men in het Nederlands ongeveer weergeven door het woord FLUITJE (in het Frans door SIFFLET) wat dus niet duidt op een 'grote fluit' (wat in het Spaans FLAUTA heet en in het Frans FLÛTE) maar op een doodgewoon, simpel fluitje, een soort landelijk herdersfluitje bestaande uit een eenvoudig, klein maar stevig en recht (riet)pijpje, al dan niet met een bijkomend luchtgaatje erin zoals dat in een modernere uitvoering gebezigd wordt door majorettes, arbiters en fluitende politie agenten die het verkeer nog op ambachtelijk - manuele wijze weten te regelen. Bovendien kan hetzelfde Spaanse woord PITO evengoed verwijzen naar een 'claxon/toeter' of naar een 'kleine sigaar/cigarillo' of - en dan zijn we waar we moeten zijn - ook naar een 'mannelijk lid/lul' (in nogal stijf Spaans ook 'pene' genoemd en in frivool Frans 'zizi' gedoopt). De Spaanse verkleinvorm van PITO is PITILLO en heeft dan in eerste instantie de betekenis van 'een zeer klein fluitje' maar daarnaast kan het ook nog verwijzen naar 'een strootje/zuigrietje' of naar 'een sigaret' of - en daar zijn we weer - naar 'een pietluttig lulletje'.

Zoals U ziet, is het Spaans en zeer rijke taal maar ook een zeer context gevoelige taal en daarom is het op het Spaanse taalfluitje altijd goed, zéér goed opletten geblazen!

Het is ook duidelijk dat het Nederlandse woord 'pietje' zoals gebezigd in de typisch Vlaamse uitdrukkingen 'een klein pietje hebben' en 'bij het/zijn pietje nemen' niets te maken hebben met een heilige Roomse Petrus of een vrolijk zingend 'kanariepietje' maar alles met het Spaanse 'fluitje', met de 'PITO' en de 'PITILLO' van waaruit de Nederlandse klankvorm 'pietje' werd afgeleid, zoals het al even duidelijk is dat dezelfde betekenisverwijzing die deze Spaanse woorden ook kunnen hebben, geschapen werd naar het beeld en de gelijkenis van het mannelijk lid(je) met een lief landelijk maar recht en stevig herdersfluitje/pijpje.

Het vormen van verkleinwoorden gebeurt in de meeste talen door combinatie van woorden met een of met verschillende vaste taal elementen die deze 'verkleining' aangeven. Het Nederlands is daarin met het vaste element '-je' en de (Vlaamse) variant '-ke' karig bedeeld. Het Spaans daarentegen is op dit punt rijkelijk gezegend, niet enkel met een creatieve reeks van verschillende vaste taal elementen die woorden kunnen 'verkleinen' maar ook met een nog veel uitgebreider en zeer gevarieerde reeks van vaste taal elementen die door combinatie met woorden tot nieuwe woorden leiden met andere betekenissen/functies. Een schoon voorbeeldje daarvan is het Spaanse woord 'PATA' ( = poot) dat door combinatie met het vaste taal element '-ADA' tot 'PATADA' wordt omgevormd, wat dan zoveel betekent als 'een slag, stoot met of van een poot'. Naast het vaste taal element '-ADA' zijn er echter ook nog andere vaste taal elementen zoals '-AZO' en '-IZA' die dezelfde soort betekeniswijziging (slag/stoot/klap...) aan een woord kunnen aanbrengen. Dit is een zeer waardevol taal-economisch mechanisme dat het vormen van compleet nieuwe woorden of het formuleren van uitvoerige omschrijvingen (zoals men in het hedendaags Nederlands maar al te dikwijls noodgedwongen moet doen) onnodig maakt.

Merkwaardig is ook dat de Nederlandse uitdrukking 'een pataat/patat krijgen of geven' (een klap/slag krijgen of geven) in de 'Dikke' als 'Belgisch Nederlands' wordt gekarakteriseerd en - zonder enig onderscheid met andere uitdrukkingen waarin het woord 'pataat/patat' fungeert - etymologisch in verband wordt gebracht met het Spaanse woord 'PATATA' ( = aardappelknol). Dit is niet alleen vrij onlogisch en onwaarschijnlijk maar bovendien vindt het woord 'pataat/patat' in de typisch Vlaamse uitdrukking 'een pataat/patat krijgen of geven' bijna als vanzelfsprekend aansluiting bij de betekenis die het Spaanse woord 'PATADA' heeft, namelijk 'een slag/klap/stoot met of van een poot'.

Het is ook opvallend hoe het Vlaamse 'pietje' in zijn betekenisverwijzing naar het mannelijk lid geen aanhang, noch succes kent in Nederland waar het steevast in allerlei uitdrukkingen, gezegdes en standjes als 'pik' wordt opgevoerd. Het woord 'pik' is van typische Germaanse komaf, het verwijst naar iets dat van een groter formaat lijkt te zijn en vooral veel agressiever aanvoelt, evenals de Duitse 'Schwanz' en de Engelse 'dick'.

De Vlaamse tale is niet zo agressief geaard, ze werd door vele talen beïnvloed, onder meer door het frivole Frans én - allicht wat verrassend - ook door het lieflijke Spaans.

20 november 2010

FOTOGRAFIE : GENTSE FEESTEN (fiestas de Gante) [40]



FUNKY FAST BÉLGICA

Imágines propias de las fiestas de Gante. Selección de fotos que reflejan mis sentimientos profundos y también ambivalentes con relación a este acontecimiento muy popular y fuertamente celebrado.

Beelden over de eigenheid van de Gentse feesten. Selectie van foto's die een uiting zijn van mijn warme sympathie maar ook van ambivalente gevoelens voor dit zeer populair evenement dat uitbundig gevierd en intens beleefd en geleefd wordt.




FOTOGRAFIE : GENTSE FEESTEN (fiestas de Gante) [39]



LA UNIDAD FAMILIAR /  HET GEZIN

Imágines propias de las fiestas de Gante. Selección de fotos que reflejan mis sentimientos profundos y también ambivalentes con relación a este acontecimiento muy popular y fuertamente celebrado.

Beelden over de eigenheid van de Gentse feesten. Selectie van foto's die een uiting zijn van mijn warme sympathie maar ook van ambivalente gevoelens voor dit zeer populair evenement dat uitbundig gevierd en intens beleefd en geleefd wordt.


 

FOTOGRAFIE : GENTSE FEESTEN (fiestas de Gante) [38]



ZONDER TITEL / SIN TÍTULO

Imágines propias de las fiestas de Gante. Selección de fotos que reflejan mis sentimientos profundos y también ambivalentes con relación a este acontecimiento muy popular y fuertamente celebrado.

Beelden over de eigenheid van de Gentse feesten. Selectie van foto's die een uiting zijn van mijn warme sympathie maar ook van ambivalente gevoelens voor dit zeer populair evenement dat uitbundig gevierd en intens beleefd en geleefd wordt.



19 november 2010

KUNST IN DE MAAK (4) : STEFAN BEYST : HET CONCEPT MIMESIS : ONVOLTOOID EN VOLTOOID

[uittreksel uit het onderdeel 'mimesis' zoals gepubliceerd op de website van kunstfilosoof en kunstcriticus STEFAN BEYST]

ONVOLTOOIDE EN VOLTOOIDE MIMESIS

"Het origineel dat wordt nagebootst kan echt bestaan. Dat is het geval bij een geschilderd portret of de foto van een landschap. Op het eerste gezicht lijkt het overbodig om het bestaande nog eens te verdubbelen in een spiegelbeeld. Maar daar zijn geldige en dwingende motieven voor. Tijdelijk gezien is de werkelijkheid - inzonderheid het mooie lichaam - vluchtig of vergankelijk, en smeekt er daarom om te worden vastgelegd voor altijd. Ruimtelijk gezien is elke waarneming gebonden aan een bepaalde plaats en dus op alle andere plaatsen niet waar te nemen: waarom het leuk is een foto van je lief te hebben als het op reis is, of exotische landschappen thuis vanuit je luie zetel te bekijken.

Sterker nog is het verlangen om de werkelijkheid om te vormen naar ons beeld en gelijkenis: we wensen ze ons vaak mooier of lelijker, doorzichtiger of onbegrijpelijker, rooskleuriger of zwartgalliger, grappiger of tragischer, gezelliger of gruwelijker en ga zo maar door. Daarom legt mimesis van oudsher een uitgesproken voorkeur voor de nabootsing van originelen die alleen maar aan de nabootsing hun bestaan hebben te danken: het volstaat om iemand een spiegelbeeld voor ogen te houden om in hem de stellige indruk te wekken dat het de weerspiegeling is van een werkelijk bestaand origineel. Waar in de oorspronkelijke verhouding het spiegelbeeld de weerspiegeling is van een origineel, straalt in de complexere - volwaardig mimetische - verhouding het spiegelbeeld zijn origineel uit. Niet langer de gegeven werkelijkheid wordt verdubbeld: een oneindige reeks imaginaire werelden wordt ontsloten.

De omkering waardoor onvoltooide mimesis tot voltooide mimesis wordt, kunnen we weergeven in volgend schema, waarin → 'produceert' betekent:

origineel → nabootsing wordt nabootsing → origineel

Pas bij voltooide mimesis verliest het spiegelbeeld elke verwijzende functie. Bij onvoltooide mimesis heb je altijd de neiging om de waarneming van het spiegelbeeld in te ruilen voor die van de werkelijkheid: het spiegelbeeld fungeert als een teken dat naar de werkelijkheid verwijst. Daarom moeten in Plato's grot de hoofden worden geïmmobiliseerd. Bij voltooide mimesis blijf je vanzelf in de spiegel kijken. Het virtuele beeld fungeert niet meer als teken voor het reële, en wordt pas daardoor tot nabootsing - tot beeld of wereld - in de volle zin van het woord. Dat is treffend weergegeven in het verhaal van Narcissus: hij laat zich niet sturen door het spiegelbeeld om zichzelf aan te raken, maar wil de mooie jongeling in het water aanraken.

Waarmee, naar ik hoop, het al te goed gekoesterde waandenkbeeld van de kaart is geveegd dat mimesis zou samenvallen met een '(natuur)getrouwe' (zogenaamd 'fotografische') weergave van de werkelijkheid. Uiteraard moet mimesis '(natuur)getrouw' zijn: ze staat of valt immers met de overtuiging dat het origineel daar in levende lijve voor ons staat. Maar dat houdt geenszins in dat een nabootsing punt voor punt de bestaande wereld moet verdubbelen. Mimesis neemt integendeel pas haar hoogste vlucht als ze de weerspiegeling is van een niet-bestaande, zelf geschapen wereld. Volkomen terecht stelde Klee dat kunst* niet het zichtbare weergeeft: ze maakt zichtbaar. Maar dat wordt pas een zinnige uitspraak als we ons realiseren dat 'zichtbaar maken' erin bestaat het spiegelbeeld te produceren van een wereld die voorheen niet bestond. En dan hebben we niet langer te maken met een schijnbare tegenspraak: kunst geeft immers zowel het zichtbare als het onzichtbare weer.

Kunst* als al altijd een spiegel dus: maar dan een waarin vaker iets is te zien dat manifest niet kan bestaan."


EIGEN BEMERKINGEN EN BEDENKINGEN:

Het lijkt al vrij ingewikkeld te worden maar dat is het eigenlijk niet. Ik zal hier en in volgende afleveringen proberen  om - naar eigen inzicht en naar best vermogen - de gedachten en stellingen die kunstfilosoof Stefan Beyst naar voor brengt te herleiden tot wat essentieel en van belang is om de brug te maken naar de volgende stappen in zijn redeneringen en conclusies die uiteindelijk uitmonden in een consistent idee - in een theorie - over het wezen (en de functies) van 'kunst'.

Het vertrekpunt (het absolute referentiepunt, het 'point zero')  van de kunstfilosofische theorie van Stefan Beyst waaruit al de rest wordt afgeleid is het begrip 'werkelijkheid'. Hoewel dit begrip (op dit moment) nog niet (afdoende) beschreven en bepaald is, nemen we - zoals ik dit in aflevering drie stelde - voorlopig aan dat het de existentie en het dynamisch systeem 'mens' zelf is die als primaire 'werkelijkheid' of als bron van 'werkelijkheid' fungeert en waaruit alle andere 'werkelijkheden' worden gecreëerd.

Elke 'werkelijkheidsgetrouwe' afbeelding (direct spiegelbeeld) van die 'werkelijkheid' is mimesis en dit soort mimesis - die we mimesis van eerste orde of primaire mimesis zouden kunnen noemen of, zo U wil, 'first copy' - die de 'werkelijkheid' afbeeldt, weergeeft of er minstens naar refereert, benoemt Stefan Beyst hier als 'onvoltooide mimesis'. Deze benaming op zich wijst er al op dat dit slechts een eerste stap is in een kwantitatief niet nader bepaalde reeks van mogelijk hierop volgende soorten 'mimesissen'.

Alle afbeeldingen die géén 'werkelijkheidsgetrouwe' eerste of primaire afbeelding (direct spiegelbeeld) zijn van de 'werkelijkheid' (zoals gecreëerd vanuit de existentie en het dynamisch systeem 'mens') die dus géén 'first copy' zijn en dus - als beeld - niet (expliciet) naar de 'werkelijkheid' refereren, benoemt Stefan Beyst hier als 'voltooide mimesis'

Het is dit soort 'voltooide mimesis' (of mimesis van de tweede, derde...x-de orde) die de tweede stap vormt in de verdere ontwikkeling van de kunstfilosofische beschouwingen van Stefan Beyst die - zoals ik al zei - uiteindelijk zal uitmonden in een consistente theorie over het wezen (en de functies) van 'kunst'.

Het is een buitengewoon interessante blik- en geestesverruimende verkenning die mij - en misschien ook anderen, met mij - een echte houvast kan bieden om op een gestructureerde manier - sta me toe het een 'objectieve' manier te noemen - 'kunst' te boordelen en naar waarde, anders-waarde of onwaarde te kunnen schatten. In dit verband merk ik ook op dat Stefan Beyst hier al een eerste verwijzing maakt naar de (maatschappelijke) functies van 'mimesis' en dus van 'kunst', namelijk daar waar hij het heeft over de functie van 'mimesis' als vervangmiddel, substituut, alternatief, surrogaat...voor een bestaande of niet meer bestaande 'werkelijkheid' (bv. de afbeelding, foto van het lief, het landschap...). Dit lijkt me een essentiële, zinvolle functie te zijn...voor zover ze ook zinvol wordt ingezet en gebruikt, wat niet altijd het geval is, zeker niet in de gevallen waar het 'surrogaat' onnodig de plaats en de functie van de 'werkelijkheid' effectief gaat overnemen.

Om - als afsluiter van deze aflevering - nog even terug te koppelen naar de eerder genoemde 'definities' van 'kunst' van kunstfilosoof Willem Elias, merk ik op dat zowel de zogenaamde 'mimetische' als de zogenaamde 'formalistische' en de zogenaamde 'expressieve' 'kunst theorie' in wezen te herleiden zijn tot één fundamenteel kenmerk en gegeven, namelijk het door Stefan Beyst gehanteerd kernbegrip 'mimesis', in al zijn soorten en vormen, zoals we verder zullen zien en ontdekken.

Over de door Willem Elias aangehaalde zogenaamde 'institutionele theorie' wil ik het nog altijd niet hebben....of toch, misschien dit al: het is niet omdat men in het SMAK twee echt gevulde echte potten echte pruimenconfituur - al dan niet uit de echte rekken van de echte 'witte produkten' - op elkaar stapelt dat men 'mimesis' gecreëerd zou hebben - integendeel zelfs - en het is zeker niet omdat de 'artiest-kunstenaar' die de twee echte potten echte pruimenconfituur echt op elkaar gezet heeft gekregen, vanuit zijn absolute Autoriteit van Echte Potten Echte Pruimen Confituur Kunstenaar beweert dat men dit 'kunst' moet noemen dat daaruit 'institutioneel' zou volgen dat dit ook 'kunst' IS. Iets om over na te denken, ja toch...misschien, quizás, quizás?

FOTOGRAFIE : GENTSE FEESTEN (fiestas de Gante) [37]


Laat haar zitten / Déjala pipí

Imágines propias de las fiestas de Gante. Selección de fotos que reflejan mis sentimientos profundos y también ambivalentes con relación a este acontecimiento muy popular y fuertamente celebrado.

Beelden over de eigenheid van de Gentse feesten. Selectie van foto's die een uiting zijn van mijn warme sympathie maar ook van ambivalente gevoelens voor dit zeer populair evenement dat uitbundig gevierd en intens beleefd en geleefd wordt.



12 november 2010

FOTOGRAFICA : POMPOENEUZE FOTO'S UIT DE POMPOENCAMERA

Merkwaardig toch hoe er in deze harde digitale foto tijden met graagte teruggegrepen wordt naar de tastbare zachtheid en de kwetsbare weekheid van het analoge foto tijdperk, hoe men zelfs de poepsimpele oercamera - camera obscura, gaatjescamera, pin hole camera, schoendoos camera, verfpot camera en nu ook pompoen camera... genoemd - liefdevol omarmt en creatief manipuleert om er subliem bevonden vormen van hedendaagse kustzinnige produkten mee te creëren. Het lijkt erop dat de hedendaagse artistieke creativiteit geen grenzen kent (the sky is the limit / de ruimte is leeg en dus onbegrensd) hoewel het natuurlijk ook wel eens zou kunnen (zijn) dat dit juist een teken (aan de wand) is van een fundamenteel gebrek aan waarachtige artistieke creativiteit en kundigheid in de vele diverse uitingen van de hedendaagse 'kunst' en haar hedendaagse 'kunstwerken' waaraan men via de kunstgrepen van de hedendaagse kunst business een kunstmatig toegevoegde hedendaagse 'kunstwaarde' tracht toe te dichten. Zou het kunnen dat we met slechts enkele welgemikte filosofische insnijdingen afgedekt met een dun filmlaagje zwarte lakverf uit een hedendaagse spuitbus een uiterst banaal prachtig natuurprodukt als de POMPOEN - PUMPKIN - KÜRBIS - POTIRON - CALABAZA kunnen omtoveren tot een soort spiegel die ons tot andere en betere inzichten in het ware wezen en de reële roeping van de 'kunst' zou kunnen brengen?

GELOOFD ZIJ DE ANALOGE POMPOEN EN ZIJN MULTIMEDIALE ARTISTIEK-DIGITALE TOEPASSINGEN!


How To Turn A Pumpkin Into A Camera from NPR on Vimeo.

11 november 2010

FOTOGRAFIE : INTRO-SPECTIE / INTRO-SPECCIÓN




 


10 november 2010

FOTOGRAFIE : GENTSE FEESTEN (fiestas de Gante) [36]


PROEF HIER DE WERELD / PRUEBE  EL MUNDO AQUÍ

Imágines propias de las fiestas de Gante. Selección de fotos que reflejan mis sentimientos profundos y también ambivalentes con relación a este acontecimiento muy popular y fuertamente celebrado.

Beelden over de eigenheid van de Gentse feesten. Selectie van foto's die een uiting zijn van mijn warme sympathie maar ook van ambivalente gevoelens voor dit zeer populair evenement dat uitbundig gevierd en intens beleefd en geleefd wordt.


 
 

7 november 2010

KUNST IN DE MAAK (3) : STEFAN BEYST : HET CONCEPT MIMESIS : DE SPIEGEL

In 'KUNST IN DE MAAK' (2) verwees ik naar een tijdschrift artikel waarin kunstfilosoof WILLEM ELIAS kunsthistorisch benaderd grosso modo 4 esthetische 'theorieën' over 'kunst' onderscheidt:

1. de mimetische theorie
2. de formalistische theorie
3. de expressieve theorie
4. de 'institutionele' theorie
Al deze 'theorieën moeten hoe dan ook de bedoeling hebben ons een duidelijker idee/opvatting/inzicht te geven over het wezen en de functies van de 'kunst' tegenover alles wat als 'niet-kunst' moet worden beschouwd. Ik leg hier de nadruk op moet omdat het geen zin heeft om over 'kunst' te denken, spreken of  schrijven, 'kunst' te maken, ten toon te stellen of met 'kunst' om te gaan als er ook geen 'dingen' zouden zijn die de intrinsieke eigenschap hebben om 'niet-kunst' te zijn. Indien dit niet zo zou zijn, moet de logische gevolgtrekking zijn dat ofwel alles in alle of in welbepaalde omstandigheden 'kunst' is ofwel alles in alle of in welbepaalde omstandigheden 'niet-kunst' is. Dit komt - een beetje raar uitgedrukt - neer op de definitie van een definitie : een definitie van 'iets' is slechts mogelijk als er ook 'dingen' zijn waarvan dit 'iets' zich kan onderscheiden. Als we dit 'iets' 'kunst' willen noemen dan moet er dus noodzakelijkerwijze ook 'niet-kunst' zijn. Het is dan al even logisch dat het wezen en de functies van wat 'niet-kunst' is slechts kunnen worden afgeleid uit het wezen en de functies van wat 'kunst' is.
U voelt het waarschijnlijk - net als ik - al een beetje zompig onder de voetjes worden, de voortekenen van 'nattigheid' en verraderlijke moeras contreien.
Maar als we niet doorzetten - zoals de ontdekkingsreizigers destijds doortastend en dapper onze aardkloot hebben verkend en in kaart en exploitatie hebben gebracht - ja, dan zetten we natuurlijk nooit vaste voet aan land.
Alleen al de vaststelling dat er zo iets bestaat dat men 'geschiedenis van de kunst' noemt, wijst erop dat de mensheid door de tijden heen 'kunst' heeft gezien als iets dat zich wezenlijk en functioneel onderscheidt van wat de mensheid door de tijden heen als 'niet-kunst' heeft ervaren. Het wijst ook op het bestaan door de tijden heen van wat men het 'kunstwerk' noemt en in ondergeschikte orde op het bestaan door de tijden heen van wat men de 'kunstenaar' noemt. Bovendien lijkt het er zeer sterk op dat het wezen en de functies van 'kunst' slechts via en uit het 'kunstwerk' zelf kunnen worden afgeleid en dat bijgevolg het objectief bestaan, de objectieve aard en de objectieve beschrijving van het 'kunstwerk' de enige criteria kunnen zijn om aan het begrip 'kunst'  een zinvolle betekenis te kunnen geven en hoe dan ook noodzakelijke voorwaarden zijn om aan het begrip 'kunst' een universele invulling te kunnen geven.
Het is in die zin bovendien opmerkelijk dat Willem Elias juist invulling geeft aan het begrip 'kunst' door de historisch te onderscheiden kunststromingen en kunstvormen - en dus de 'kunstwerken' als materiële uiting daarvan - analytisch objectief te beschrijven en naar hun wezenlijke aard objectief te benoemen en in 'soorten' in te delen.
Van de hierboven genoemde esthetische 'theorieën' sluiten de mimetische , de formalistische en de expressieve rechtstreeks aan bij het objectief bestaan, de objectieve aard en de objectieve beschrijving van het 'kunstwerk'. De zogenaamde 'institutionele' esthetische theorie laten we voorlopig buiten beschouwing en bovendien sluit ik niet uit dat dit bij nader toezien in wezen zelfs geen 'theorie' is, laat staan een esthetische.
Laten we beginnen met de 'mimetische theorie' .Om daar geleidelijk een stuk dieper te kunnen op ingaan, heb ik de kernachtig uitgediepte en uitstekende beschouwingen daaromtrent van kunstfilosoof STEFAN BEYST als uitgangspunt genomen.
Via deze link mimesis komt U bij het volledige onderdeel 'mimesis' van de rubriek 'over kunst' op de webstek van kunstfilosoof en kunstcriticus STEFAN BEYST waarvan ik hier - onderdeeltje per onderdeeltje -tekstgedeelten weergeef waarop ik in stappen wil ingaan en daaromtrent ook eigen bedenkingen formuleren in een poging om voor mezelf en misschien ook voor anderen een helderder beeld en inzicht te kunnen vormen over het wezen en de functies van 'kunst'.


[uittreksel uit het onderdeel 'mimesis' zoals gepubliceerd op de website van kunstfilosoof en kunstcriticus STEFAN BEYST]

"Er bestaan nogal wat misverstanden omtrent het begrip 'mimesis' (zie: Nelson Goodman, Arthur Danto, Gottfried Boehm, W.J.T. MItchell). Waar het aanvankelijk als synoniem voor kunst gold, lijkt het vandaag eerder een voldoende voorwaarde om niet langer van kunst te spreken.

Reden genoeg om een en ander duidelijk uit de doeken te doen.

DE SPIEGEL

Beginnen we met een algemene omschrijving van wat een nabootsing is.

We hebben te maken met nabootsing - mimesis - als we iets menen waar te nemen waar - in feite, of bij nader toezien - ofwel niets is (herinneringen (dag)dromen, waanvoorstellingen), ofwel iets anders (een spiegel, een stuk marmer, een beschilderd doek, bedrukt papier). Zolang je niet 'nader toeziet', hou je de nabootsing - de virtuele waarneming - voor het origineel - de reële waarneming. Zo lijkt een voorstelling in de verbeelding (of in de droom) het origineel te zijn, zolang je maar niet kijkt, luistert of aanraakt: want dan blijkt dat je je in de reële werkelijkheid bevindt: 'Het was maar een droom'. Zo lijkt een auditieve nabootsing - de opname van iemands stem of van tropische vogels in het oerwoud - het origineel te zijn, zolang je maar niet kijkt, want dan blijkt het geluid uit een luidspreker te komen: 'Het is maar een opname'. Het duidelijkst liggen de verhoudingen bij de visuele nabootsing. De schilder hoeft alleen maar de visuele verschijning te leveren, zolang je niet ook wilt horen en voelen, denk je met het origineel te maken te hebben. Anders kom je tot de vaststelling: 'Het is maar een doek met verf op'.

Heel wat nabootsingen treffen we zomaar aan in de natuur, zoals wanneer we in wolken, schaduwen, wortels en takken, verweerde muren (da Vinci) en dergelijke allerlei figuren menen te ontwaren: judith schils

We spreken dan van 'mimésis trouvé' of 'spontane mimesis'. Een nog treffender voorbeeld van spontane mimesis is het wateroppervlak waar Narcissus zich in spiegelt. Omdat er geen rand is aan het wateroppervlak zoals aan de spiegel, is het onmogelijk het spiegelbeeld te onderscheiden van de werkelijkheid. Maar als je het met de hand wilt aanraken, verdwijnt het. Wat dat betreft gelijkt de nabootsing op de herrezen Christus die ons aanmaant: 'Noli me tangere!'.

Er is ook spontane auditieve mimesis: wanneer je het kraken van trekkend hout ervaart als het kloppen van een geest, of donder als het bulderen van een boze god. Inzake auditieve nabootsingen moet het 'noli me tangere' aangevuld met 'noli me videre' .

Er is ten slotte ook spontane mimesis in de verbeelding: herinneringsbeelden, (dag)dromen en waanvoorstellingen. Inzake voorstellingen breidt het 'noli me tangere' en het 'noli me videre' zich uit tot een 'noli me sentire' kortweg

Naast al deze gevallen van spontane mimesis (of 'mimésis trouvé') is er ook nabootsing in de ware zin van het woord: nabootsing als resultaat van doelbewuste activiteit ('mimésis créé'): als de mens er in slaagt een wereld op te roepen waar er in feite een andere is.

Hét paradigma van mimesis is en blijft de spiegel - al moet je dan niet denken aan de spiegel waarin je zoals Narcissus jezelf bekijkt, maar aan één waarin je schuins de wereld bekijkt. Om te beginnen wijst het erop dat het in wezen gaat om een instrument dat door de mens is gemaakt om virtuele beelden te scheppen. Vervolgens brengt het duidelijk de relatie tussen origineel en nabootsing in beeld: mimesis werkt alleen als ze overtuigend is, '(natuur)getrouw'. En ten slotte toont het hoe overtuigend het virtuele beeld kan werken, terwijl tegelijk het uitsteken van de hand volstaat om de onwerkelijkheid ervan te ontmaskeren."

EIGEN BEMERKINGEN EN BEDENKINGEN:

De 'mimetische theorie' - zegt kunstfilosoof Willem Elias - gaat uit van de kern idee dat 'kunst' en dus het 'kunstwerk' een (zo getrouw mogelijke) AFBEELDING is van de WERKELIJKHEID.
Dit zijn twee belangrijke begrippen waarvan het begrip 'werkelijkheid' het belangrijkste is. We zullen ook hier opnieuw en onvermijdelijk geconfronteerd worden met het begrip 'taal' en aldus ook met het wezen van het begrip 'begrip' zelf. Om niet al te vlug in het moeras te verzinken, gaan we daar nu niet dieper op in, alhoewel het begrip 'taal' een - of juister nog - hét fundamenteel kenmerk is van het wezen 'mens' en per definitie dus ook van 'kunst' waarmee ik alleen wil aangeven dat 'kunst' een exclusief 'menselijke' aangelegenheid is die aan alle andere levende en niet levende 'dingen' is ontzegd.
Omdat het begrip 'afbeelding' noodzakelijkerwijze slechts een afleiding kan zijn van het begrip 'werkelijkheid zouden we - vooraleer ook maar één zinnig woord te kunnen zeggen over het begrip 'afbeelding' - vooraf moeten duidelijk maken wat we onder het begrip 'werkelijkheid' verstaan en wat dit begrip nu precies inhoudt vanuit het wezen 'mens' bekeken. Dit is dan in elk geval makkelijker gezegd dan uitgelegd. Laten we het voorlopig houden bij de vooropstelling dat het begrip 'werkelijkheid' slechts (zinvol) te definiëren en te vatten is vanuit het 'naakte feit' (de existentie) 'mens' zelf en dat daarbij de 'mens' per definitie 'werkelijkheid' is en bovendien alle andere 'werkelijkheden' vanuit dit 'mens zijn' zelf creëert. Dit fenomeen is ook zuiver wetenschappelijk te benaderen, als we aannemen dat de 'mens' essentieel niets anders is dan een uiterst complex gestructureerd dynamisch 'systeem van evenwicht' tussen wat we enerzijds als een kwantum aan 'materie' en anderzijds als een kwantum aan 'energie' benoemen. Deze begrippen en fenomenen worden theoretisch en proefondervindelijk behandeld in de wetenschap waarop men onder meer de namen 'thermodynamica' en 'fysico-chemie' pleegt te plakken. Het zou zeker bijzonder interessant en plezant zijn om hier wat meer over te zeggen en bovendien van oneindig meer spirit getuigen dan welk soort spiritueel 'creationisme' ooit zou kunnen vermogen daarvan te getuigen, maar het zou ons in dit blog bestek echt wel te ver leiden en daarenboven een parate kennis veronderstellen van een arsenaal aan basis begrippen en mechanismen uit de (elementaire deeltjes)fysica en de chemie. In de loop van een verdere uitdieping van het onderwerp 'kunst' plan ik wel om enkele fundamentele wetenschappelijke begrippen en mechanismen uit de optica en de chemie te berde te brengen in het kader van een compacte beschrijving van de anatomie en de fysiologie van het menselijk vermogen tot 'zien' in relatie met de structuur en de werking van het menselijk 'zenuwstelsel', inzonderheid deze van het menselijk brein (de hersenen). 
Wat de 'mens' vanuit zijn 'mens zijn' als 'werkelijkheid' ervaart en als dusdanig definieert is dus de basis en het vertrekpunt van elke soort en vorm van 'afbeelding' van die 'werkelijkheid'. Het fundamenteel kenmerk van een 'afbeelding' is dus dat het geen 'werkelijkheid' is of althans niet als 'werkelijkheid' wordt ervaren of -nog iets sterker - als tegengesteld aan de 'werkelijkheid' wordt beschouwd, als virtueel spiegelbeeld van de 'werkelijkheid' wordt 'gezien'. Tot die fundamentele conclusie komt ook kunstfilosoof Stefan Beyst in zijn beschrijving van het basis begrip 'mimesis'. Of dit nu verder als 'gevonden mimesis' of als 'gecreëerde mimesis' wordt benoemd doet er mijns inziens wezenlijk niet toe. Wat ik wel wezenlijk vind, is dat elke definitie en beschrijving van het begrip 'afbeelding' of 'mimesis' noodzakelijkerwijze afhankelijk is van een voorafgaande definitie en objectieve beschrijving van het begrip 'werkelijkheid'. Aan die noodzakelijke voorwaarde is vooralsnog niet of niet in afdoende mate voldaan. Ik vind dit een essentiële en belangrijke vaststelling.

2 november 2010

KUNST IN DE MAAK (2) : WILLEM ELIAS : DEFINITIES VAN 'KUNST'


In een vorig blog item KUNST IN DE MAAK (1) schreef ik :
[Er is over de hele wereld ongetwijfeld al veel nagedacht, gezegd en geschreven over de dingen die 'kunst' zijn of genoemd worden. Ik wil hier evenwel eerst te rade gaan bij de (notoire) kenners van 'kunst' die er iets (zinnigs) kunnen over zeggen in mijn eigen 'moedertaal', in de Nederlandse taal dus, het taalsysteem dat ik van huize uit het best beheers en waarin ik het best de betekenis-nuances (semantische aspecten) van 'uitspraken' en 'redeneringen' kan vatten en inschatten. In de volgende afleveringen van "KUNST IN DE MAAK? " ga ik bekijken wie hiervoor in aanmerking kan komen.]

Intussen heb ik op het internet al heel wat bekeken maar bitter weinig (notoire) kenners van 'kunst' gevonden die naar mijn oordeel in aanmerking komen om in de Nederlandse taal iets zinnigs over 'kunst' te kunnen zeggen. Bij onze Grote Vlaamse Jan Hoet - zelfverklaarde en zelfbenoemde Autoriteit inzake hedendaagse 'kunsten'  - moet ik hiervoor niet aankloppen omdat hij:
- ten eerste, de Nederlandse taal niet goed beheerst dan wel slecht hanteert.
- ten tweede, zelf beweert dat hij in de verste verte niet weet en dus ook niet kan zeggen noch (be)schrijven wat 'kunst' is en zich bovendien in zijn hoedanigheid van onder lof en eer bedolven 'kunst paus' uiterst content en gelukkig voelt in zijn grandioos groteske onwetendheid over wat 'kunst' zou kunnen zijn (uitspraak opgetekend in het boekje 'In de wereld van Jan Hoet').
Hoewel de Lage Landen aan de Zee op het vlak van 'denken over kunst' blijkbaar weinig te bieden hebben - althans niet via het internet - heb ik toch al één iemand gevonden die op dit terrein enkele interessante, helder geformuleerde, steekhoudende gedachten en analyses heeft ontwikkeld: kunstfilosoof WILLEM ELIAS.
Op de website van de Unie Vrijzinnige Verenigingen vond ik in de rubriek 'Denk-Beelden van de publicatie UVV-info een bijdrage van zijn hand onder de titel 'Kijken is de Kunst'. Hierin maakt hij onder de noemer 'definities van kunst' ook een korte maar heldere en bevattelijke schets van enkele (historische) denk-grondlijnen mbt het wezen, de functies en de maatschappelijke zin van 'kunst'. Ik meen hierin een goede aanzet te zien voor een verdere uitwerking en verdieping van gedachten en meningen over 'kunst' in het kader van mijn blog.

(uit UVV-info, 26ste jaargang nr. 5: 'Kijken is de kunst' - Willem Elias)


DEFINITIES VAN KUNST

Doorgaans onderscheiden we drie types esthetische theorieën met verschillende definities van kunst die, door de eeuwen heen, mede door de veelheid en ontwikkeling van kunstvormen ontstonden. Men onderscheidt mimetische, formalistische en expressieve theorieën. De mimetische theorieën verbinden de term 'schoonheid' vooral met het nabootsend karakter van het kunstwerk. Volgens deze theorieën behoort het tot het wezen van een kunstwerk dat het de werkelijkheid, of wat daarin als essentieel kan beschouwd worden, afbeeldt. Een kunstwerk is mooier naarmate het er beter in slaagt de werkelijkheid in beeld te brengen. In de formalistische theorieën wordt de ordening van elementen binnen het kunstwerk opgevat als de essentie van het kunstwerk. In deze stromingen wordt schoonheid verbonden met formele maatstaven zoals evenwicht, ritme en de graad van harmonie. In de expressieve theorieën wordt het kunstwerk opgevat als uitdrukkingsmiddel van menselijke emoties. De intensiteit en de authenticiteit van de expressie is in deze theorieën het criterium voor de kwaliteit van het kunstwerk. Deze verschillende typen theorieën veralgemenen in feite één enkel aspect van de esthetische ervaring. Esthetische ervaringen worden gevoed door zowel de mimetische, de expressieve als de formele eigenschappen van esthetische objecten. Een kunstwerk kan worden opgevat als een samenspel van deze drie aspecten. Kenmerkend voor een geslaagd kunstwerk is bovendien dat het een 'open' karakter bezit. Daarmee bedoelt men dat het geen eenduidige interpretatie van de aangehaalde drie invalshoeken toelaat. Deze openheid van het kunstwerk zou maken dat het ook eventueel buiten de specifieke culturele context waarin het is ontstaan een esthetische ervaring kan oproepen. Met de moderne kunst werd vlug duidelijk dat deze drie klassieke definities geen stand hielden om de verscheidenheid aan objecten en toestanden mee te omschrijven. Vandaar dat men er een vierde aan toegevoegd heeft, de zogenaamde ‘institutionele’ theorie. Simpel gezegd, iets is een kunstwerk als het als dusdanig functioneert in een artistieke context. Zo bijvoorbeeld, is een urinoir een sanitair gebruiksvoorwerp als men het bij de loodgieter aantreft en een kunstwerk wanneer het in een museum staat. Tenzij men zich in de toiletten van het museum bevindt, natuurlijk. Ik formuleer het graag als volgt: kunst is wat een kunstenaar als zijn kunst aanwijst, en wat hij eventueel zelf gemaakt heeft. Het probleem wordt dus verlegd
naar de vraag: “Wat is een kunstenaar?”. Een kunstenaar is iemand die van zichzelf zegt dat hij kunstenaar is. Om in de geest van de institutionele theorie te blijven, zouden we hieraan iets willen toevoegen. De zelfbevestigende en identificerende, al dan niet expliciet geformuleerde, uitspraak “Ik ben kunstenaar” kan in kwantitatieve zin worden beaamd door het aantal toeschouwers (rol van het publiek) en in kwalitatieve zin door de mate waarin en de wijze waarop deskundigen hen hierin bijvallen (rol van de critici, etc.). Hoe moet men nu iemand die zo'n identificatie-uitspraak doet onderscheiden van wie beweert Napoleon te zijn? Het onderscheid wordt aangereikt door het begrip 'continuïteit' (zonder dat dit overigens bepaalde breuken in de ontwikkeling zou uitsluiten). Hiermee bedoel ik dat er moet geverifieerd worden of de persoon die zich kunstenaar noemt regelmatig producten aflevert die hij 'kunstwerken' noemt. Dit kan
door tentoonstellingen, maar geldt ook in zijn atelier of stapelplaats. Vanuit het kunstwerk bekeken is het mogelijk dat er een kunstenaar zou bestaan die slechts één kunstwerk gemaakt heeft. Vanuit de kunstwereld bezien niet. Kunstenaar zijn betekent
hier dat iemand voortdurend -uiteraard relatief bekeken- bezig is met het realiseren van producten die men 'kunst' noemt. Daarom spreekt men van een oeuvre. Tot hier loopt alles goed, maar een puur individualistische, tot één oeuvre beperkte definitie opstellen zou veel te broos zijn. Hoe moet men bijvoorbeeld de producten van de 'professioneel' onderscheiden van die van de amateur? Om dit te specifiëren is er een derde voorwaarde nodig die de handelende persoon (eerste voorwaarde) en de handeling (tweede voorwaarde) binnen een maatschappelijke context verifieert om tot een duidelijke differentiatie te komen. Deze controle gebeurt vanuit de studie van de code die moet toelaten de verwantschap vast te stellen met wat reeds bestaat. Als derde vuistregel om te bepalen wat kunst is, stel ik dat wie zich kunstenaar noemt, zich moet
plaatsen binnen een kunsthistorische traditie, die tot een zo recent mogelijk tijdstip moet lopen. De dynamiek van de kunstevolutie maakt dat ook de anti-traditie binnen de 'traditie' valt, namenlijk binnen een zich steeds 'vernieuwende' traditie. De kunstenaar levert een bijdrage door nieuwe of andere vormen aan te brengen, die van de traditie verschillen. Dit derde principe is tevens de grondslag waarop kunstcritici zich bij hun kritiek kunnen baseren. Door het tentoonstellen plaatst de kunstenaar zich binnen de reeds bestaande artistieke context. En het is de relatie met wat reeds bestaat, wat de kunstcritici moeten aan het licht brengen. Daarom bestaat er geen kritiek van de amateuristische kunst, of heeft die tenminste geen grond. Men zou de vergelijking kunnen trekken met de definitie van een sportman. Een sportman is iemand die van zichzelf zegt dat hij sportman is, en die met regelmaat sport beoefent. Verder is het iemand die zich poogt te plaatsen binnen de bestaande prestaties. Iemand die als laatste aankomt in een wielerwedstrijd, is niet minder sportman dan wie de eerste is. Groot verschil met de kunstwereld is wel dat wie de Ronde van Frankrijk in tegenovergestelde richting zou rijden ongetwijfeld onmiddellijk zou worden gediskwalificeerd, terwijl hij bij de kunstenaars vermoedelijk de winnaar zou zijn. Misschien is de term 'kunst' nog best te vergelijken met de term 'natuur', waarbij de ene
aan de zee denkt en iemand anders aan de bergen. Natuurvrienden die bij het uitwisselen van ervaringen enkel de term 'natuur' zouden gebruiken, moeten naderhand wel inzien dat ze niet over hetzelfde gesproken hebben. Een gelijkaardige ontgoocheling is de kunstliefhebbers beschoren, wanneer zij na een dialoog (na twee monologen) over kunst moeten vaststellen dat hun eventuele eensgezindheid niet gedragen kon worden door hun visie op concrete kunstvoorwerpen. Dat soort kunstbergen verzetten, vergt een zee van tijd.