WELKOM / BIENVENIDO


MAG IK ME VOORSTELLEN MET EEN LIEDJE?

¿PERMITE QUE ME PRESENTE CON UNA CANCIÓN?


MI CANCIÓN MUY PREFERIDA:

CUCURRUCUCÚ PALOMA



CUCURRUCUCÚ PALOMA, NO LLORES

(LIEF DUIFJE MIJN, WAAROM AL DIE TRAANTJES DIJN?)

Dicen que por las noches
no más se le iba en puro llorar;
dicen que no comía,
no más se le iba en puro tomar.
Juran que el mismo cielo
se estremecía al oír su llanto,
cómo sufrió por ella,
y hasta en su muerte la fue llamando:
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
ay, ay, ay, ay, ay gemía,
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
de pasión mortal moría.
Que una paloma triste
muy de mañana le va a cantar
a la casita sola con sus puertitas de par en par;
juran que esa paloma
no es otra cosa más que su alma,
que todavía espera a que regrese
la desdichada.
Cucurrucucú paloma,
cucurrucucú no llores.
Las piedras jamás, paloma,
¿qué van a saber de amores?
Cucurrucucú, cucurrucucú, cucurrucucú,
cucurrucucú, cucurrucucú,
paloma, ya no le llore
EIGEN VERTALING EN NADERE INFO OVER DIT LIEDJE:


21 november 2010

TAAL : VAN HET FLUITJE NAAR HET PIETJE / DEL PITO AL PITILLO

Ik vermoed wel dat veel fotografen - vooral de 'artistiek' aangelegden - geen of weinig belangstelling hebben voor taal en al helemaal niet voor 'grammatica' maar diezelfde fotografen zijn naar mijn aanvoelen eigenlijk ook niet geïnteresseerd in de wezenlijke functies van het medium fotografie, laat staan in de (maatschappelijk-wetenschappelijk-culturele) geschiedenis van het medium. Zij maken vooral veel foto's - aan de lopende band zelfs - waarvan ze dan denken dat het stuk voor stuk 'kunstwerken' zijn of dat ze de wereld mooier en de mensheid wijzer zullen/moeten maken. Niets dat minder waar is, durf ik hier te beweren. Wat wél waar is, is dat deze fotografen vooral geïnteresseerd zijn in zichzelf, met zichzelf hoog oplopen dan wel juist worstelen met het omgekeerde gevoel. De oorzaak van deze negatieve evolutie moet men zeker niet alleen bij de fotografen zelf leggen. De hedendaagse maffiose 'kunstwereld' die erin geslaagd is om 'kunst' in zijn eigenheid en maatschappelijke functionaliteit compleet te ontwaarden en gelijk te brengen aan een negatief individualistisch streven, aan ongezonde eigenwaan en een ziekelijke drang tot zelfbevestiging gekoppeld aan platte commercie, heeft ook de 'fotografie', de 'fotograaf' en zijn 'foto's' in deze maatschappelijk nefaste stroming meegesleurd en misbruikt.

Ik kom er later nog op terug

Het Nederlands is in sommige opzichten een rijke taal, in hoofdzaak te danken aan de volkstaal, de volkse zegswijzen en uitdrukkingen en de veelvuldig in overdrachtelijke betekenissen gebezigde woorden. De Spaanse taal is evenwel in dit opzicht en in menig ander opzicht nog veel gevarieerder en rijker en daarom ook voor velen wier moedertaal niet het Spaans of een met het Spaans verwante taal is vrij 'lastig' om als 'secundaire' taal te leren en communicatief volwaardig te beheersen. Elke taal bestaat in eerste instantie uit een 'basis woordenschat', dit is een relatief compact-beperkt geheel van door de mens voortbrengbare 'klanken en klankencomposities' die de levensnoodzakelijke gegevens, omstandigheden en behoeften van een specifieke taal-gemeenschap 'beschrijven' ( = samenvattend benoemen) waarbij elke klank of klankencombinatie (= woorden) aan één of meerdere betekenissen wordt gekoppeld die door alle leden van die taal-gemeenschap (op dezelfde wijze) worden begrepen en toegepast. Die 'basis woordenschat' omvat een 'beschrijving' van voor die taal-gemeenschap relevante levende en niet levende 'dingen' (al dan niet zintuiglijk waarneembare personen, zaken, eigenschappen, functies en de handelingen die daarmee of daarop kunnen worden uitgevoerd). Die 'basis woordenschat' kan in de loop der evolutie van een taal-gemeenschap uiteraard worden uitgebreid met nieuwe woorden of nieuwe betekenissen van bestaande woorden, in de eerste plaats via de taal-eigen mechanismen van woord-combinaties en woord-afleidingen maar ook door volledig nieuwe woorden (klanken), wel dan niet aan andere taal-gemeenschappen 'ontleend' en al dan niet aangepast aan het eigen taal-systeem. We kunnen het 'taal verrijking' noemen maar het is geenszins uitgesloten dat hieruit ook 'taal verarming', in ergere mate 'taal ontwaarding en zelfs 'taal destructie' kan voortvloeien. Er kunnen ook defecten en kortsluitingen ontstaan in de 'taal functie', bv. als specifieke of afgescheiden groepen van taalgebruikers hun specifiek of eigen 'taaltje' gaan ontwikkelen en gebruiken dat door de grootste gemene deler van de leden van die taalgemeenschap niet wordt gedeeld en in het ergste geval niet meer wordt verstaan. Vandaar het belang van het in stand houden, promoten en bewaken van een voor een bepaalde taal-gemeenschap gemeenschappelijk gedragen en toegepaste 'standaard taal'. De mondiale Spaanstalige taal-gemeenschap (LA HISPANIDAD) heeft dit al heel lang begrepen en past dit ook al heel lang toe, de mondiale Nederlandstalige taal-gemeenschap is nu pas begonnen met het een beetje te beginnen begrijpen. Zie actuele info HIER en HIER en HIER. Bovendien is er geen enkele reden tot juichen op het punt waar dit nieuwe initiatief (van de Nederlandse Taalunie) overweegt te onderzoeken of het nog wel zinvol is dat er in de Nederlandse taal 'foutloos' wordt geschreven. Ja, kijk, als men al niet meer uitsluit dat de standaard taal vrijblijvend 'fout' mag worden geschreven, dan wordt het meteen ook zinloos om nog een standaard taal in stand te houden en te promoten. Het is fout te denken dat een standaard taal zich op een 'natuurlijke' wijze in stand zou houden en corrigeren, integendeel.

Een prachtig voorbeeld van taal-ontwikkeling via ontlening/assimilatie uit een andere taal, vindt men in bepaalde betekenissen van het Nederlandse woord 'PIET' en zijn verkleinwoordvorm 'PIETJE'.
'Piet' en 'pietje' hebben in het Nederlands veel betekenissen en worden in verschillende contexten en zegswijzen gebruikt. Volgens de 'Dikke Van Dale' zouden de meeste betekenissen afgeleid zijn van de naam 'Piet/Petrus' of - in een enkel geval - ontstaan zijn door natuurlijke klanknabootsing van het 'gepiep' van een vogelsoort (scholekster?) waaruit het woord 'kanariepietje' zou ontstaan zijn.
Maar typisch Vlaamse uitdrukkingen en zegswijzen zoals 'een klein pietje hebben' ( = met een klein lulletje begiftigd zijn) en 'bij het/zijn pietje nemen' ( = overdrachtelijk, te grazen nemen of verschalken) kan men hiermee onmogelijk verklaren, zeker niet vanuit de van heilige geuren bezwangerde Roomse naam 'Petrus'? Een geluid nabootsend vogelengezang kan het normalerwijze toch ook niet zijn? Dat voormelde typisch Vlaamse en plastische uitdrukkingen nooit op leden van het vrouwelijk geslacht worden toegepast en bovendien altijd met de verkleinvorm 'pietje' worden gebruikt, geeft ons al een eerste indicatie in een andere richting. Die richting (die de 'Dikke' niet aangeeft) is mijns inziens te zoeken in de Spaanse taal, meer bepaald in het woord 'PITO' en zijn verkleinwoordvorm 'PITILLO'. Laten we bovendien niet vergeten dat de Vlaamse gewesten jarenlang bevolkt werden met Spaanse soldaten en gelukszoekers en hierdoor ook historisch bevrucht werden met elementen van de Spaanse taal, zeden en cultuur.

Het Spaanse woord PITO kan men in het Nederlands ongeveer weergeven door het woord FLUITJE (in het Frans door SIFFLET) wat dus niet duidt op een 'grote fluit' (wat in het Spaans FLAUTA heet en in het Frans FLÛTE) maar op een doodgewoon, simpel fluitje, een soort landelijk herdersfluitje bestaande uit een eenvoudig, klein maar stevig en recht (riet)pijpje, al dan niet met een bijkomend luchtgaatje erin zoals dat in een modernere uitvoering gebezigd wordt door majorettes, arbiters en fluitende politie agenten die het verkeer nog op ambachtelijk - manuele wijze weten te regelen. Bovendien kan hetzelfde Spaanse woord PITO evengoed verwijzen naar een 'claxon/toeter' of naar een 'kleine sigaar/cigarillo' of - en dan zijn we waar we moeten zijn - ook naar een 'mannelijk lid/lul' (in nogal stijf Spaans ook 'pene' genoemd en in frivool Frans 'zizi' gedoopt). De Spaanse verkleinvorm van PITO is PITILLO en heeft dan in eerste instantie de betekenis van 'een zeer klein fluitje' maar daarnaast kan het ook nog verwijzen naar 'een strootje/zuigrietje' of naar 'een sigaret' of - en daar zijn we weer - naar 'een pietluttig lulletje'.

Zoals U ziet, is het Spaans en zeer rijke taal maar ook een zeer context gevoelige taal en daarom is het op het Spaanse taalfluitje altijd goed, zéér goed opletten geblazen!

Het is ook duidelijk dat het Nederlandse woord 'pietje' zoals gebezigd in de typisch Vlaamse uitdrukkingen 'een klein pietje hebben' en 'bij het/zijn pietje nemen' niets te maken hebben met een heilige Roomse Petrus of een vrolijk zingend 'kanariepietje' maar alles met het Spaanse 'fluitje', met de 'PITO' en de 'PITILLO' van waaruit de Nederlandse klankvorm 'pietje' werd afgeleid, zoals het al even duidelijk is dat dezelfde betekenisverwijzing die deze Spaanse woorden ook kunnen hebben, geschapen werd naar het beeld en de gelijkenis van het mannelijk lid(je) met een lief landelijk maar recht en stevig herdersfluitje/pijpje.

Het vormen van verkleinwoorden gebeurt in de meeste talen door combinatie van woorden met een of met verschillende vaste taal elementen die deze 'verkleining' aangeven. Het Nederlands is daarin met het vaste element '-je' en de (Vlaamse) variant '-ke' karig bedeeld. Het Spaans daarentegen is op dit punt rijkelijk gezegend, niet enkel met een creatieve reeks van verschillende vaste taal elementen die woorden kunnen 'verkleinen' maar ook met een nog veel uitgebreider en zeer gevarieerde reeks van vaste taal elementen die door combinatie met woorden tot nieuwe woorden leiden met andere betekenissen/functies. Een schoon voorbeeldje daarvan is het Spaanse woord 'PATA' ( = poot) dat door combinatie met het vaste taal element '-ADA' tot 'PATADA' wordt omgevormd, wat dan zoveel betekent als 'een slag, stoot met of van een poot'. Naast het vaste taal element '-ADA' zijn er echter ook nog andere vaste taal elementen zoals '-AZO' en '-IZA' die dezelfde soort betekeniswijziging (slag/stoot/klap...) aan een woord kunnen aanbrengen. Dit is een zeer waardevol taal-economisch mechanisme dat het vormen van compleet nieuwe woorden of het formuleren van uitvoerige omschrijvingen (zoals men in het hedendaags Nederlands maar al te dikwijls noodgedwongen moet doen) onnodig maakt.

Merkwaardig is ook dat de Nederlandse uitdrukking 'een pataat/patat krijgen of geven' (een klap/slag krijgen of geven) in de 'Dikke' als 'Belgisch Nederlands' wordt gekarakteriseerd en - zonder enig onderscheid met andere uitdrukkingen waarin het woord 'pataat/patat' fungeert - etymologisch in verband wordt gebracht met het Spaanse woord 'PATATA' ( = aardappelknol). Dit is niet alleen vrij onlogisch en onwaarschijnlijk maar bovendien vindt het woord 'pataat/patat' in de typisch Vlaamse uitdrukking 'een pataat/patat krijgen of geven' bijna als vanzelfsprekend aansluiting bij de betekenis die het Spaanse woord 'PATADA' heeft, namelijk 'een slag/klap/stoot met of van een poot'.

Het is ook opvallend hoe het Vlaamse 'pietje' in zijn betekenisverwijzing naar het mannelijk lid geen aanhang, noch succes kent in Nederland waar het steevast in allerlei uitdrukkingen, gezegdes en standjes als 'pik' wordt opgevoerd. Het woord 'pik' is van typische Germaanse komaf, het verwijst naar iets dat van een groter formaat lijkt te zijn en vooral veel agressiever aanvoelt, evenals de Duitse 'Schwanz' en de Engelse 'dick'.

De Vlaamse tale is niet zo agressief geaard, ze werd door vele talen beïnvloed, onder meer door het frivole Frans én - allicht wat verrassend - ook door het lieflijke Spaans.

Geen opmerkingen: