WELKOM / BIENVENIDO


MAG IK ME VOORSTELLEN MET EEN LIEDJE?

¿PERMITE QUE ME PRESENTE CON UNA CANCIÓN?


MI CANCIÓN MUY PREFERIDA:

CUCURRUCUCÚ PALOMA



CUCURRUCUCÚ PALOMA, NO LLORES

(LIEF DUIFJE MIJN, WAAROM AL DIE TRAANTJES DIJN?)

Dicen que por las noches
no más se le iba en puro llorar;
dicen que no comía,
no más se le iba en puro tomar.
Juran que el mismo cielo
se estremecía al oír su llanto,
cómo sufrió por ella,
y hasta en su muerte la fue llamando:
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
ay, ay, ay, ay, ay gemía,
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
de pasión mortal moría.
Que una paloma triste
muy de mañana le va a cantar
a la casita sola con sus puertitas de par en par;
juran que esa paloma
no es otra cosa más que su alma,
que todavía espera a que regrese
la desdichada.
Cucurrucucú paloma,
cucurrucucú no llores.
Las piedras jamás, paloma,
¿qué van a saber de amores?
Cucurrucucú, cucurrucucú, cucurrucucú,
cucurrucucú, cucurrucucú,
paloma, ya no le llore
EIGEN VERTALING EN NADERE INFO OVER DIT LIEDJE:


7 november 2010

KUNST IN DE MAAK (3) : STEFAN BEYST : HET CONCEPT MIMESIS : DE SPIEGEL

In 'KUNST IN DE MAAK' (2) verwees ik naar een tijdschrift artikel waarin kunstfilosoof WILLEM ELIAS kunsthistorisch benaderd grosso modo 4 esthetische 'theorieën' over 'kunst' onderscheidt:

1. de mimetische theorie
2. de formalistische theorie
3. de expressieve theorie
4. de 'institutionele' theorie
Al deze 'theorieën moeten hoe dan ook de bedoeling hebben ons een duidelijker idee/opvatting/inzicht te geven over het wezen en de functies van de 'kunst' tegenover alles wat als 'niet-kunst' moet worden beschouwd. Ik leg hier de nadruk op moet omdat het geen zin heeft om over 'kunst' te denken, spreken of  schrijven, 'kunst' te maken, ten toon te stellen of met 'kunst' om te gaan als er ook geen 'dingen' zouden zijn die de intrinsieke eigenschap hebben om 'niet-kunst' te zijn. Indien dit niet zo zou zijn, moet de logische gevolgtrekking zijn dat ofwel alles in alle of in welbepaalde omstandigheden 'kunst' is ofwel alles in alle of in welbepaalde omstandigheden 'niet-kunst' is. Dit komt - een beetje raar uitgedrukt - neer op de definitie van een definitie : een definitie van 'iets' is slechts mogelijk als er ook 'dingen' zijn waarvan dit 'iets' zich kan onderscheiden. Als we dit 'iets' 'kunst' willen noemen dan moet er dus noodzakelijkerwijze ook 'niet-kunst' zijn. Het is dan al even logisch dat het wezen en de functies van wat 'niet-kunst' is slechts kunnen worden afgeleid uit het wezen en de functies van wat 'kunst' is.
U voelt het waarschijnlijk - net als ik - al een beetje zompig onder de voetjes worden, de voortekenen van 'nattigheid' en verraderlijke moeras contreien.
Maar als we niet doorzetten - zoals de ontdekkingsreizigers destijds doortastend en dapper onze aardkloot hebben verkend en in kaart en exploitatie hebben gebracht - ja, dan zetten we natuurlijk nooit vaste voet aan land.
Alleen al de vaststelling dat er zo iets bestaat dat men 'geschiedenis van de kunst' noemt, wijst erop dat de mensheid door de tijden heen 'kunst' heeft gezien als iets dat zich wezenlijk en functioneel onderscheidt van wat de mensheid door de tijden heen als 'niet-kunst' heeft ervaren. Het wijst ook op het bestaan door de tijden heen van wat men het 'kunstwerk' noemt en in ondergeschikte orde op het bestaan door de tijden heen van wat men de 'kunstenaar' noemt. Bovendien lijkt het er zeer sterk op dat het wezen en de functies van 'kunst' slechts via en uit het 'kunstwerk' zelf kunnen worden afgeleid en dat bijgevolg het objectief bestaan, de objectieve aard en de objectieve beschrijving van het 'kunstwerk' de enige criteria kunnen zijn om aan het begrip 'kunst'  een zinvolle betekenis te kunnen geven en hoe dan ook noodzakelijke voorwaarden zijn om aan het begrip 'kunst' een universele invulling te kunnen geven.
Het is in die zin bovendien opmerkelijk dat Willem Elias juist invulling geeft aan het begrip 'kunst' door de historisch te onderscheiden kunststromingen en kunstvormen - en dus de 'kunstwerken' als materiële uiting daarvan - analytisch objectief te beschrijven en naar hun wezenlijke aard objectief te benoemen en in 'soorten' in te delen.
Van de hierboven genoemde esthetische 'theorieën' sluiten de mimetische , de formalistische en de expressieve rechtstreeks aan bij het objectief bestaan, de objectieve aard en de objectieve beschrijving van het 'kunstwerk'. De zogenaamde 'institutionele' esthetische theorie laten we voorlopig buiten beschouwing en bovendien sluit ik niet uit dat dit bij nader toezien in wezen zelfs geen 'theorie' is, laat staan een esthetische.
Laten we beginnen met de 'mimetische theorie' .Om daar geleidelijk een stuk dieper te kunnen op ingaan, heb ik de kernachtig uitgediepte en uitstekende beschouwingen daaromtrent van kunstfilosoof STEFAN BEYST als uitgangspunt genomen.
Via deze link mimesis komt U bij het volledige onderdeel 'mimesis' van de rubriek 'over kunst' op de webstek van kunstfilosoof en kunstcriticus STEFAN BEYST waarvan ik hier - onderdeeltje per onderdeeltje -tekstgedeelten weergeef waarop ik in stappen wil ingaan en daaromtrent ook eigen bedenkingen formuleren in een poging om voor mezelf en misschien ook voor anderen een helderder beeld en inzicht te kunnen vormen over het wezen en de functies van 'kunst'.


[uittreksel uit het onderdeel 'mimesis' zoals gepubliceerd op de website van kunstfilosoof en kunstcriticus STEFAN BEYST]

"Er bestaan nogal wat misverstanden omtrent het begrip 'mimesis' (zie: Nelson Goodman, Arthur Danto, Gottfried Boehm, W.J.T. MItchell). Waar het aanvankelijk als synoniem voor kunst gold, lijkt het vandaag eerder een voldoende voorwaarde om niet langer van kunst te spreken.

Reden genoeg om een en ander duidelijk uit de doeken te doen.

DE SPIEGEL

Beginnen we met een algemene omschrijving van wat een nabootsing is.

We hebben te maken met nabootsing - mimesis - als we iets menen waar te nemen waar - in feite, of bij nader toezien - ofwel niets is (herinneringen (dag)dromen, waanvoorstellingen), ofwel iets anders (een spiegel, een stuk marmer, een beschilderd doek, bedrukt papier). Zolang je niet 'nader toeziet', hou je de nabootsing - de virtuele waarneming - voor het origineel - de reële waarneming. Zo lijkt een voorstelling in de verbeelding (of in de droom) het origineel te zijn, zolang je maar niet kijkt, luistert of aanraakt: want dan blijkt dat je je in de reële werkelijkheid bevindt: 'Het was maar een droom'. Zo lijkt een auditieve nabootsing - de opname van iemands stem of van tropische vogels in het oerwoud - het origineel te zijn, zolang je maar niet kijkt, want dan blijkt het geluid uit een luidspreker te komen: 'Het is maar een opname'. Het duidelijkst liggen de verhoudingen bij de visuele nabootsing. De schilder hoeft alleen maar de visuele verschijning te leveren, zolang je niet ook wilt horen en voelen, denk je met het origineel te maken te hebben. Anders kom je tot de vaststelling: 'Het is maar een doek met verf op'.

Heel wat nabootsingen treffen we zomaar aan in de natuur, zoals wanneer we in wolken, schaduwen, wortels en takken, verweerde muren (da Vinci) en dergelijke allerlei figuren menen te ontwaren: judith schils

We spreken dan van 'mimésis trouvé' of 'spontane mimesis'. Een nog treffender voorbeeld van spontane mimesis is het wateroppervlak waar Narcissus zich in spiegelt. Omdat er geen rand is aan het wateroppervlak zoals aan de spiegel, is het onmogelijk het spiegelbeeld te onderscheiden van de werkelijkheid. Maar als je het met de hand wilt aanraken, verdwijnt het. Wat dat betreft gelijkt de nabootsing op de herrezen Christus die ons aanmaant: 'Noli me tangere!'.

Er is ook spontane auditieve mimesis: wanneer je het kraken van trekkend hout ervaart als het kloppen van een geest, of donder als het bulderen van een boze god. Inzake auditieve nabootsingen moet het 'noli me tangere' aangevuld met 'noli me videre' .

Er is ten slotte ook spontane mimesis in de verbeelding: herinneringsbeelden, (dag)dromen en waanvoorstellingen. Inzake voorstellingen breidt het 'noli me tangere' en het 'noli me videre' zich uit tot een 'noli me sentire' kortweg

Naast al deze gevallen van spontane mimesis (of 'mimésis trouvé') is er ook nabootsing in de ware zin van het woord: nabootsing als resultaat van doelbewuste activiteit ('mimésis créé'): als de mens er in slaagt een wereld op te roepen waar er in feite een andere is.

Hét paradigma van mimesis is en blijft de spiegel - al moet je dan niet denken aan de spiegel waarin je zoals Narcissus jezelf bekijkt, maar aan één waarin je schuins de wereld bekijkt. Om te beginnen wijst het erop dat het in wezen gaat om een instrument dat door de mens is gemaakt om virtuele beelden te scheppen. Vervolgens brengt het duidelijk de relatie tussen origineel en nabootsing in beeld: mimesis werkt alleen als ze overtuigend is, '(natuur)getrouw'. En ten slotte toont het hoe overtuigend het virtuele beeld kan werken, terwijl tegelijk het uitsteken van de hand volstaat om de onwerkelijkheid ervan te ontmaskeren."

EIGEN BEMERKINGEN EN BEDENKINGEN:

De 'mimetische theorie' - zegt kunstfilosoof Willem Elias - gaat uit van de kern idee dat 'kunst' en dus het 'kunstwerk' een (zo getrouw mogelijke) AFBEELDING is van de WERKELIJKHEID.
Dit zijn twee belangrijke begrippen waarvan het begrip 'werkelijkheid' het belangrijkste is. We zullen ook hier opnieuw en onvermijdelijk geconfronteerd worden met het begrip 'taal' en aldus ook met het wezen van het begrip 'begrip' zelf. Om niet al te vlug in het moeras te verzinken, gaan we daar nu niet dieper op in, alhoewel het begrip 'taal' een - of juister nog - hét fundamenteel kenmerk is van het wezen 'mens' en per definitie dus ook van 'kunst' waarmee ik alleen wil aangeven dat 'kunst' een exclusief 'menselijke' aangelegenheid is die aan alle andere levende en niet levende 'dingen' is ontzegd.
Omdat het begrip 'afbeelding' noodzakelijkerwijze slechts een afleiding kan zijn van het begrip 'werkelijkheid zouden we - vooraleer ook maar één zinnig woord te kunnen zeggen over het begrip 'afbeelding' - vooraf moeten duidelijk maken wat we onder het begrip 'werkelijkheid' verstaan en wat dit begrip nu precies inhoudt vanuit het wezen 'mens' bekeken. Dit is dan in elk geval makkelijker gezegd dan uitgelegd. Laten we het voorlopig houden bij de vooropstelling dat het begrip 'werkelijkheid' slechts (zinvol) te definiëren en te vatten is vanuit het 'naakte feit' (de existentie) 'mens' zelf en dat daarbij de 'mens' per definitie 'werkelijkheid' is en bovendien alle andere 'werkelijkheden' vanuit dit 'mens zijn' zelf creëert. Dit fenomeen is ook zuiver wetenschappelijk te benaderen, als we aannemen dat de 'mens' essentieel niets anders is dan een uiterst complex gestructureerd dynamisch 'systeem van evenwicht' tussen wat we enerzijds als een kwantum aan 'materie' en anderzijds als een kwantum aan 'energie' benoemen. Deze begrippen en fenomenen worden theoretisch en proefondervindelijk behandeld in de wetenschap waarop men onder meer de namen 'thermodynamica' en 'fysico-chemie' pleegt te plakken. Het zou zeker bijzonder interessant en plezant zijn om hier wat meer over te zeggen en bovendien van oneindig meer spirit getuigen dan welk soort spiritueel 'creationisme' ooit zou kunnen vermogen daarvan te getuigen, maar het zou ons in dit blog bestek echt wel te ver leiden en daarenboven een parate kennis veronderstellen van een arsenaal aan basis begrippen en mechanismen uit de (elementaire deeltjes)fysica en de chemie. In de loop van een verdere uitdieping van het onderwerp 'kunst' plan ik wel om enkele fundamentele wetenschappelijke begrippen en mechanismen uit de optica en de chemie te berde te brengen in het kader van een compacte beschrijving van de anatomie en de fysiologie van het menselijk vermogen tot 'zien' in relatie met de structuur en de werking van het menselijk 'zenuwstelsel', inzonderheid deze van het menselijk brein (de hersenen). 
Wat de 'mens' vanuit zijn 'mens zijn' als 'werkelijkheid' ervaart en als dusdanig definieert is dus de basis en het vertrekpunt van elke soort en vorm van 'afbeelding' van die 'werkelijkheid'. Het fundamenteel kenmerk van een 'afbeelding' is dus dat het geen 'werkelijkheid' is of althans niet als 'werkelijkheid' wordt ervaren of -nog iets sterker - als tegengesteld aan de 'werkelijkheid' wordt beschouwd, als virtueel spiegelbeeld van de 'werkelijkheid' wordt 'gezien'. Tot die fundamentele conclusie komt ook kunstfilosoof Stefan Beyst in zijn beschrijving van het basis begrip 'mimesis'. Of dit nu verder als 'gevonden mimesis' of als 'gecreëerde mimesis' wordt benoemd doet er mijns inziens wezenlijk niet toe. Wat ik wel wezenlijk vind, is dat elke definitie en beschrijving van het begrip 'afbeelding' of 'mimesis' noodzakelijkerwijze afhankelijk is van een voorafgaande definitie en objectieve beschrijving van het begrip 'werkelijkheid'. Aan die noodzakelijke voorwaarde is vooralsnog niet of niet in afdoende mate voldaan. Ik vind dit een essentiële en belangrijke vaststelling.

Geen opmerkingen: