WELKOM / BIENVENIDO


MAG IK ME VOORSTELLEN MET EEN LIEDJE?

¿PERMITE QUE ME PRESENTE CON UNA CANCIÓN?


MI CANCIÓN MUY PREFERIDA:

CUCURRUCUCÚ PALOMA



CUCURRUCUCÚ PALOMA, NO LLORES

(LIEF DUIFJE MIJN, WAAROM AL DIE TRAANTJES DIJN?)

Dicen que por las noches
no más se le iba en puro llorar;
dicen que no comía,
no más se le iba en puro tomar.
Juran que el mismo cielo
se estremecía al oír su llanto,
cómo sufrió por ella,
y hasta en su muerte la fue llamando:
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
ay, ay, ay, ay, ay gemía,
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
de pasión mortal moría.
Que una paloma triste
muy de mañana le va a cantar
a la casita sola con sus puertitas de par en par;
juran que esa paloma
no es otra cosa más que su alma,
que todavía espera a que regrese
la desdichada.
Cucurrucucú paloma,
cucurrucucú no llores.
Las piedras jamás, paloma,
¿qué van a saber de amores?
Cucurrucucú, cucurrucucú, cucurrucucú,
cucurrucucú, cucurrucucú,
paloma, ya no le llore
EIGEN VERTALING EN NADERE INFO OVER DIT LIEDJE:


19 december 2010

KUNST IN DE MAAK (6) : STEFAN BEYST : HET CONCEPT MIMESIS : DE STRUCTUUR VAN HET 'ORIGINEEL'

[uittreksel uit het onderdeel 'mimesis' zoals gepubliceerd op de website van kunstfilosoof en kunstcriticus STEFAN BEYST]


DE STRUCTUUR VAN HET ORIGINEEL


Het is inzake mimesis een onuitroeibare illusie dat wat we als werkelijkheid ervaren in één oogopslag waar te nemen valt. In werkelijkheid gaat het slechts om een mentaal gegeven dat wordt opgebouwd uit talloze indrukken afkomstig van alle zintuigen en aan de hand van talloze verbale mededelingen. Dat mentale beeld is oneindig veel rijker dan de vele concrete visuele, auditieve, olfactieve, tactiele waarnemingen die we op een gegeven moment van een gegeven werkelijkheid hebben. Elke concrete waarneming, hoe vluchtig ook, activeert het gehele mentale beeld. Daarom lees je in het spiegelbeeld ook het tastbare lichaam dat je zou voelen moest je het kunnen aanraken. En wat meer is: daarom lees je in de uiterlijke verschijning ook allerlei over de innerlijke gesteldheid en de intenties. De ene zintuiglijke waarneming gaat daarbij als teken voor alle andere fungeren: zo komt het dat je de hardheid van de steen ziet, de zoetheid van de vrucht en vooral: de gehele complexiteit van een innerlijk zielsleven.


Ook wat we ervaren als de verschijning voor een afzonderlijk zintuig is zelf weer opgebouwd uit talloze visuele waarnemingen die door onze geest worden gestructureerd en aangevuld. En omdat daarbij een aantal correlaties standaard zijn, hebben de hersenen in de loop van de evolutie geleerd uit de aanwezigheid van de ene indruk te besluiten tot de mogelijke waarneming van andere, bijbehorende indrukken: denk aan de ruimtelijke situering van een figuur tegen een achtergrond, de aanvulling van oversneden figuren, de lectuur van gradiënten als ronding en perspectief, en ga zo maar door.


Zo komt het dat een uiterst fragmentarische indruk volstaat om te weten dàt er iets te horen of te zien valt en wàt het is. Hoe meer je over het ding in kwestie wil weten, hoe langer je moet luisteren, kijken, ruiken, voelen en tasten of vragen Maar lang voordat je daartoe overgaat, hebben je hersenen bij wijze van 'hypothese' al lang een algemeen beeld geproduceerd dat veel meer omvat dan wat je effectief hebt waargenomen.



EIGEN BEMERKINGEN EN BEDENKINGEN:

Hier snijdt Stefan Beyst een essentieel maar tegelijk ook een zeer teer punt aan. Het gaat
hier namelijk over het wezen van het begrip 'werkelijkheid' dat - zoals ik in het begin al zei - nog niet of niet afdoende gedefinieerd werd. Laten we echter voorlopig aanhouden dat de 'werkelijkheid' bepaald wordt vanuit het wezen en de existentie 'mens' zelf, m.a.w. dat elke 'werkelijkheid' per (voorlopige) definitie een 'menselijke werkelijkheid' is, een 'werkelijkheid' die - naar Oud-Testamentische Bijbelse termen getransponeerd - geschapen is naar 's Mens Beeld en Gelijkenis. Als we even zouden willen verder glijden op deze uiterst gladde filosofische glijbaan, zouden we ons kunnen verglijden op de vraag of er zo 'iets' zou kunnen 'bestaan' dat boven de existentie 'mens' zou kunnen uitstijgen en dus van een hogere orde van 'werkelijkheid' zou kunnen zijn? Dat is echt geen simpel 'vraagje' want het raakt meteen de kern van het 'Zijn' / 'niet Zijn' en het beweegt zich op het imaginair snijpunt van 'Religie' en 'Wetenschap'.
Daarom: laten we in deze nakende Kersttijden maar gewoon genieten van het Bovenaards Gezang der Geslachts- en Leeftijdsloze Engelen, zonder ons de ontnuchterende vraag te moeten stellen of deze gezangen nu daadwerkelijk in mono, in stereo, in 7.1, in PCM of in MP3 ten gehore worden gebracht, laat staan of ze ook 'down - lood - baar' zouden zijn.

Bovenvermelde (voorlopige) definitie van de 'werkelijkheid' heeft hoe dan ook het voordeel dat ze ons toelaat om ze (voorlopig) te doen samenvallen met het door Stefan Beyst gehanteerde begrip 'origineel' dat hij hier omschrijft als een complex menselijk 'mentaal gegeven', gelijk te stellen met het 'beeld' dat de 'mens' vanuit zijn volledige mens-zijn (via al zijn 'zintuigen') vanaf zijn 'geboorte' in zijn evoluerend menselijk brein evolutief existentieel individueel én collectief percipieert, codeert, opslaat, ordent, herkent en interpreteert als zijnde 'werkelijkheid'.
Dat is een heel complex rijpings- en vormingsproces dat men in diverse 'wetenschappelijke disciplines' probeert te beschrijven en in kaart te brengen. Het staat hoe dan ook vast dat alle menselijke 'zintuigen' hierbij slechts de rol van 'receptor' (= opvanger/ontvanger) vervullen en dat het uiteindelijke menselijk 'beeld' van de werkelijkheid wordt gevormd, opgeslagen en opgeroepen in het menselijk brein (de menselijke hersenen) dat fundamenteel niets anders is dan een uiterst gevoelig, kwetsbaar fysico-chemisch 'thermodynamisch evenwichtssysteem'.

De menselijke visuele zintuigen - onze ogen - bijvoorbeeld, fungeren dus enkel als 'receptoren' die -via de visuele zenuwbanen - 'beeld informatie' doorsturen naar onze hersenen waar het uiteindelijke (volledige) 'beeld' als 'origineel' van de 'werkelijkheid' wordt gevormd, herkend en geïnterpreteerd, waar het 'beeld' dus betekenis krijgt en juist hierdoor ook de status van 'beeld' (als 'origineel' van de 'werkelijkheid') verkrijgt.

 Men zou tot op zekere hoogte een vergelijking kunnen maken met het (digitaal) foto-apparaat, waarbij de lens (= een optisch instrument, zoals onze ogen dat ook zijn) slechts fungeert als 'receptor' die (vervormde) beeld informatie doorstuurt naar een sensor waar deze beeld informatie lineair wordt gecapteerd, lineair gecodeerd en lineair opgeslagen in het digitaal geheugen (='chip'). Via lineaire decodering krijgen we dan een digitaal lineaire 'reproductie' van het via de lens gevormde optisch geconstrueerd beeld-deel van de 'werkelijkheid' die de (ziende) fotograaf met zijn 'blik' (via de zoeker of het schermpje) heeft geselecteerd.

Dit fotografisch geregistreerde beeld is dus - in tegenstelling tot de 'beeld originelen' die in onze hersenen worden gecreëerd - niets anders en niets méér dan een zuiver, naakt optisch lineair beeld van de 'werkelijkheid'. Deze beelden interpreteren noch betekenen op zich niets, het zijn slechts optisch-digitaal-lineair vastgelegde dupliceerbare 'copieën' van een door de fotograaf visueel geselecteerd deel van de 'werkelijkheid'. Het zijn op zich ook geen 'nabootsingen', geen mimesis, noch onvolledige noch volledige. Deze 'foto's' kunnen - via bewust gestuurde ingrepen - in visueel gematerialiseerde vormen wel een functie vervullen als een soort 'nieuwe werkelijkheden' die op hun beurt een (secundaire) bron kunnen zijn voor het vormen - in de menselijke geest - van 'bestaande' of 'imaginaire' 'originelen' die op hun beurt wel of niet kunnen worden nagebootst.

 Zolang die (gematerialiseerde) foto's als 'nieuwe werkelijkheden' op hun beurt niet concreet worden nagebootst in andere beeldvormen of vanuit hun gematerialiseerde foto-vorm niet dusdanig worden veranderd, vervormd of verminkt zodat ze als lineaire 'copie' van de primaire 'werkelijkheid' totaal onherkenbaar geworden zijn, kunnen ze dus op zich niet fungeren als een vorm van mimesis.
Gecreëerde mimesis waarbij foto's als 'nieuwe werkelijkheden' een bron vormen voor nagebootsingen in andere beeldvormen vindt men uiteraard in de eerste plaats in de 'schilderkunst', bijvoorbeeld in het schilderwerk van Koen van den Broek, Luc Tuymans. Deze teken/schilder creaties zijn meestal een soort hybride, om niet te moeten zeggen halfslachtige vorm van mimesis, ergens zwevend tussen onvolledige en naar volledigheid neigende mimesis. Bij de verdere bespreking van de kunsttheorie van Stefan Beyst komen zowel deze tussenvormen dan wel oneigenlijke vormen van mimesis nog aan bod, evenals op de kunstvisie van Stefan Beyst gebaseerde analyses van het werk van voornoemde schilders-kunstenaars.
Pogingen tot creatie van mimesis door verandering, vervorming of verminking van foto's in hun gematerialiseerde vorm of door oneigenlijk gebruik van fotografische procedés, technieken of materialen, vindt men al relatief vroeg in de geschiedenis van de fotografie bij artiesten als Man Ray en Moholy Nagy (de zogenaamde 'fotogrammen') en onder de enigszins lichtvoetige benaming 'chemigram' onder meer bij de Belgische artiest Pierre Cordier.
Digitale beelden en digitale manipulatie technieken bieden in dit verband een nieuw en breed te bespelen veld voor diegenen die pogingen willen ondernemen tot creatie van mimesis vertrekkende vanuit optisch-fotografisch geregistreerde beelden als vormen van 'nieuwe werkelijkheden'. Het laatste woord daarover is uiteraard nog niet gezegd, ook door mij niet.

Tenzij ik mij - vanuit de visies en de uitgangspunten van Stefan Beyst - fundamenteel zou vergissen, vind ik dit een bemerkenswaardige conclusie mbt het medium fotografie versus 'kunst', een conlusie die fotografen die zouden durven menen met hun foto's - als aan de lopende band geproduceerde produkten van hun aan lopende banden geproduceerde apparaten - 'kunst' te 'maken' misschien kan stimuleren om er misschien wat anders tegen aan te kijken?

Natuurlijk kan men met behulp van de 'institutionele kunst theorie' opgeworpen door Willem Elias altijd, overal en naar believen 'kunst' produceren, zó danig zelfs dat niets of niemand nog aan een 'kunst' roeping kan ontsnappen, tenzij 'De Institutie' zou oordelen dat het een welbepaald iets of iemand is toegestaan of wordt opgelegd wél te ontsnappen. Dat iets of iemand verkrijgt dan de institutionele status van 'kunst-vrij' te zijn, wat eigenlijk nog iets straffer is dan het destijds door de Nazi Institutie institutioneel als 'entartete Kunst' bestempelde 'etwas' oder 'jemand' .

Geen opmerkingen: