31 mei 2009
FOTOGRAFIE / KUNST : PUNCTUM PROJECT (webwerf)
Het is (op de webwerf van deze vzw) momenteel niet echt duidelijk waar men precies naar toe wil en naar toe gaat, maar zeker is dat deze vzw gestuurd wordt door (jonge) mensen die zich vrijwillig, gedreven, begeesterd en zonder winstoogmerken inzetten om projectmatig dingen te realiseren waardoor en waarbij de aard, de mogelijkheden, impact en functies van het 'beeld' in een hedendaagse 'artistieke' context prominent en verrassend veelzijdig kunnen worden belicht en publiek op de voorgrond geplaatst, in relatie met andere vormen van (beeldende) kunst zoals die zich vooral in de 'Lage landen' en in het bijzonder in het 'Gentse' manifesteren en ontwikkelen.
De publieke activiteiten richten zich momenteel op 'lezingen' door diverse actoren en vertegenwoordigers van (als marginaal of 'vreemd' aangevoelde) strekkingen die een nieuwe, vernieuwende en dus ook kritische kijk en visie hebben op de aard, de mogelijkheden, impact en functies van het 'beeld' in een evoluerende tijdscontext.
Naar mijn aanvoelen is het daarbij zeker ook belangrijk dat men de gevestigde artistieke 'normen en waarden' en de eventueel onderliggende maatschappelijk behoudend of verlammend en zelfs destructief werkende mechanismen zonder schroom bloot legt, kritisch durft ontleden en desgevallend ook contesteren.
Dit zal in elk geval NIET bereikt worden door metalen balken toevalsgewijs in een bak met verse mortel specie opgesteld in het Antwerps Artistiek Middelheim Park te laten neer beneden donderen, met de gesubsidieerde steun van de Schone Stad Antwerpen. Dit is geen 'kunst', ook geen kunde maar pure kinderlijke 'Fun' zoals een uk speelt in een zandbak of zoals een kleuter zich creatief kan uitleven in en met zijn eigen 'kaka' of zoals men in de dekadente Romeinse tijden massa evenementen organiseerde om de verveling van de keizer te verdrijven en het geamuseerd volk een leuk rad voor de vermoeide ogen te draaien.
Als dit soort leuke evenementen het laatste nieuwe 'aanschijn' van de hedendaagse conceptuele 'kunst' moet voorstellen, dan hoop ik dat het vlug en vluchtig indampt tot 'schijn' om vervolgens volledig op te lossen in het 'niets'.
Maar het heeft er alle schijn van dat ik me waarschijnlijk ook hierin illusies maak en dat er in een of andere conceptuele kunsttempel al wel een conceptueeel 'kunstwerk' te "zien" zal zijn dat helemaal bestaat uit helemaal "niets", de absolute leegte die ten behulpe van de zich hulpeloos verwonderende kunst consumenten en ter ere van hun nog niet bestaand nageslacht plechtig aangemerkt is met een goud-koperen plaatje met de plechtige inscriptie "dit is niets, HET NIETS".
Bij dergelijke woorden moeten zelfs de gedachten van Nietzsche in het niets verzinken.
Men zou natuurlijk de gewaagde gedachte kunnen laten opborrrelen dat "anti-kunst" tegelijkertijd ook een vorm van 'kunst' kan zijn, overeenkomstig de Wijsgerige Principiën van de Relativiteitstheorie die stoelt op de complexe gedachte dat alles is en tegelijkertijd niet is volgens de anti-wetmatige wetten van het toeval en de waarschijnlijkheid, gestuurd door de allesbepalende parameters van de Algemene Probabiliteit.
Het klassieke schijnbaar probleem van het schijnbaar onderscheid tussen wat 'kunst' is en wat 'niet-kunst' is zou hiermee kunnen komen te vervallen. Dergelijke gedurfde stelling berust evenwel fundamenteel op onaardse gedachten, buiten het bereik van het doorsnee geestes- en bevattingsvermogen van de doorsnee mens. Deze onaardse gedachten zijn weliswaar fundamenteel waar en juist, maar ze missen het kenmerk van het aardse 'nut' waardoor ook het 'nut' van de 'kunst' tegelijkertijd in zijn 'onnut' zou komen te liggen. Het nut van het onnut dus en dat is voor de doorsnee mens, van nature behept met een mercantiele drang naar aards, tastbaar en verhandelbaar nut, een ondraaglijke, levensbedreigende gedachte.
De iets oudere Wijsgerige Principiën van de Hegeliaanse Dialectiek zijn daarentegen heel wat aardser en simpelder. Op basis hiervan zou men het wezen van de 'kunst' direct en afgelijnd kunnen afleiden uit en onderscheiden van een aanvaarde definitie van 'anti-kunst'. Als men bv voor waar en bewezen zou aannemen dat het laten neerploffen van stalen balken in een bak met verse mortel specie, volgens het ongestuurd en onvoorspelbaar parcours van het toeval, per definitie geen structuur kan opleveren die men 'kunst' kan noemen, dan weet men ook meteen dat alle structuren die niet bij het parcours van het toeval en dus beredeneerd en gestuurd tot stand zijn gekomen, per definitie als 'kunst' te bestempelen zijn.
Als men evenwel de omgekeerde redenering toepast - wat in het artistiek "balkengooien-spel" van Artistiek Middelheim duidelijk de bedoeling blijkt te zijn- dan moet de onvermijdelijke en onverbiddelijke conclusie zijn dat alle structuren die niet bij het parcours van het toeval en dus beredeneerd en gestuurd tot stand zijn gekomen, 'anti-kunst' zijn en dus per definitie geen 'kunst' kunnen zijn.
Op dezelfde Hegeliaanse Wijze kan men zo ook tot de conclusie komen dat alles wat niet "niets" is, "iets" is en dat alles wat "iets" is, niet "niets" kan zijn.
Dit lijkt poepsimpel maar misschien is het uiteindelijk toch maar beter voor de aardse kunsten en elk geval leuker voor de aardse mens om toch maar het niet-wetmatige van de wet van het toeval voor waar en lief te nemen, te koesteren als het meest leuke en tegelijkertijd ook het minst zorgenvolle concept voor de zorgenloze, leuke mens, of niet soms...?
Op die manier zal 'kunst' altijd leuk zijn of mogelijks naar alle waarschijnlijkheid waarschijnlijk meestal leuk zijn en misschien raakt dit mogelijkerwijze eventueel de kern van de menselijke zingeving en de aan het toeval verbonden onbekende lotsbestemming van de individuele mens binnen het algemeen probabiliteitskader van het toevallig zijn van de mensheid.
En, beste virtuele lezer, als U nog weet waar het over ging, nu gaat of misschien nog zal gaan , weet waar U stond, nu staat of straks misschien zal staan, dan bent U -geheel toevallig- een Konsept-Kunst-Krak geworden, lid van de orde van de Konseptueel Gekraakte en Gecrashte Kunst.
Terug afdalend naar het aardse Gentse PUNCTUM project: de visies en de mensen daar achter, zijn het mijns inziens zeker waard om met bijzondere aandacht te volgen én op de een of andere manier te (onder)steunen op de ingeslagen (nuttige) weg.
27 mei 2009
STANDPUNT : UNDERSTANDING A PHOTOGRAPH ( JOHN BERGER )
Vanaf nu, enkel nog de volgende rubrieken op deze blog:
1. standpunten en visies [ STANDPUNT ] van externe auteurs of van mezelf ivm fotografie en beeldtaal of kunst in het algemeen, desgevallend samen met mijn persoonlijke inschatting of (kritische) analyse van de standpunten of visies van de externe auteur .
2. presentatie en bespreking van blogs/sites [ FOTOGRAFIE / FOTOGRAAF / KUNST ] geselecteerd op bepaalde visies over fotografie en beeldtaal of over kunst in het algemeen en op bepaalde fotografen die, samen met hun werk, ook een eigen visie op zijn/haar werk(wijze) of doelstellingen ontwikkelen en uitleggen, eventueel aangevuld met mijn eigen standpunten, analyse of kritische beschouwingen.
3. eigen foto's [ ALBUM ] geselecteerd op een welbepaalde persoonlijke visie en/of werkwijze mbt tot beeldtaal en/of fotografische expressie, ingedeeld in welbepaalde categorieën en geplaatst in aparte albums op een aparte site waar ze via een link, als geheel, rustig en in hoge resolutie desgewenst kunnen worden bekeken.
Alle vroeger geplaatste items en foto's blijven voorlopig staan of worden geheel of gedeeltelijk 'herplaatst' binnen dit nieuw concept. Voor zover de structuur en instrumenten van het blogger concept het toelaten, zal ik sommige 'oude' items proberen te verzamelen en herschikken in één rubriek, een soort 'historisch archief'.
Items mbt 'taal' (gesproken/gezongen en geschreven taal, alsook gebaren talen), het menselijk taalvermogen en de talen diversiteit, (universele) grammaticale taal structuren, semantische en communicatieve taal functies en dus ook items over literatuur, poëzie, mimiek en dans) zal ik op een aparte, nieuw te openen 'taal blog' plaatsen.
'Taal items' die een rechtstreeks verband hebben met 'beeld taal' of die daarmee in een betekenisvol verband gebracht (kunnen) worden, zal ik echter wel nog op deze blog plaatsen, onder één van de hierboven genoemde rubrieken.
------------------------------------------------------------------------------------------------------
John Berger
For over a century, photographers and their apologists have argued that photography
deserves to be considered a fine art. It is hard to know how far the apologetics have
succeeded. Certainly the vast majority of people do not consider photography an art,
even whilst they practise, enjoy, use and value it. The argument of apologists (and I
myself have been among them) has been a little academic.
It now seems clear that photography deserves to be considered as though it were not a
fine art. It looks as though photography (whatever kind of activity it may be) is going to
outlive painting and sculpture as we have thought of them since the Renaissance. It now
seems fortunate that few museums have had sufficient initiative to open photographic
departments, for it means that few photographs have been preserved in sacred isolation,
it means that the public have not come to think of any photographs as being
beyond them. (Museums function like homes of the nobility to which the public at
certain hours are admitted as visitors. The class nature of the 'nobility' may vary, but as
soon as a work is placed in a museum it acquires the mystery of a way of life which
excludes the mass.)
Let me be clear. Painting and sculpture as we know them are not dying of any stylistic
disease, of anything diagnosed by the professionally horrified as cultural decadence;
they are dying because, in the world as it is, no work of art can survive and not become
a valuable property. And this implies the death of painting and sculpture because
property, as once it was not, is now inevitably opposed to all other values. People
believe in property, but in essence they only believe in the illusion of protection which
property gives. All works of fine art, whatever their content, whatever the sensibility of
an individual spectator, must now be reckoned as no more than props for the
confidence of the world spirit of conservatism.
By their nature, photographs have little or no property value because they have no
rarity value. The very principle of photography is that the resulting image is not unique,
but on the contrary infinitely reproducible. Thus, in twentieth‐century terms,
photographs are records of things seen. Let us consider them no closer to works of art
than cardiograms. We shall then be freer of illusions. Our mistake has been to
categorize things as art by considering certain phases of the process of creation. But
logically this can make all man‐made objects art. It is more useful to categorize art by
what has become its social function. It functions as property. Accordingly, photographs
are mostly outside the category.
Photographs bear witness to a human choice being exercised in a given situation. A
photograph is a result of the photographer's decision that it is worth recording that this
particular event or this particular object has been seen. If everything there existed were
continually being photographed, every photograph would become meaningless. A
2
photograph celebrates neither the event itself nor the faculty of sight in itself. A
photograph is already a message about the event it records. The urgency of this
message is not entirely dependent on the urgency of the event but neither can it be
entirely independent from it. At its simplest the message, decoded, means: I have
decided that seeing this is worth recording.
This is equally true of very memorable photographs and the most banal snapshots.
What distinguishes the one from the other is the degree to which the photograph
explains the message, the degree to which the photograph makes the photographer's
decision transparent and comprehensible. Thus we come to little‐understood paradox
of the photograph. The photograph is an automatic record through the mediation of
light of a given event: yet it uses the given event to explain its recording. Photography is
the process of rendering observation self‐conscious.
We must rid ourselves of a confusion brought about by continually comparing
photography with the fine arts. Every handbook on photography talks about
composition. The good photograph is the well‐composed one. Yet this is true only in so
far as we think of photographic images imitating painted ones. Painting, is an art of
arrangement: therefore it is reasonable to demand that there is some kind of order in
what is arranged. Every relation between forms in a painting is to some degree
adaptable to the painter's purpose. This is not the case with photography. (Unless we
include those absurd studio works in which the photographer arranges every detail of
his subject before he takes the picture.) Composition in the profound, formative sense
of the word cannot enter into photography.
The formal arrangement of a photograph explains nothing. The events portrayed are in
themselves mysterious or explicable according to the spectator's knowledge of them
prior to his seeing the photograph. What then gives the photograph as photograph
meaning? What makes its minimal message ‐I have decided that seeing this is worth
recording‐ large and vibrant?
The true content of a photograph is invisible, for it derives from a play, not with form,
but with time. One might argue that photography is as close to music as to painting. I
have said that a photograph bears witness to a human choice being exercised. This
choice is not between photographing x and y: but between photographing at x moment
or at y moment. The objects recorded in any photograph (from the most effective to the
most commonplace) carry approximately the same weight, the same conviction. What
varies is the intensity with which we are made aware of the poles of absence and
presence. Between these two poles photography finds its proper meaning. (The most
popular use of the photograph is as a memento of the absent.)
A photograph, whilst recording what has been seen, always and by its nature refers to
what is not seen. It isolates, preserves and presents a moment taken from a continuum.
The power of a painting depends upon its internal references. Its reference to the
3
natural world beyond the limits of the painted surface is never direct; it deals in
equivalents. Or, to put it another way: painting interprets the world, translating it into
its own language. But photography has no language of its own. One learns to read
photographs as one learns to read footprints or cardiograms. The language in which
photography deals is the language of events. All its references are external to itself.
Hence the continuum.
A movie director can manipulate time as a painter can manipulate the confluence of the
events he depicts. Not so the still photographer. The only decision he can take is as
regards the moment he chooses to isolate. Yet this apparent limitation gives the
photograph its unique power. What it shows invokes what is not shown. One can look at
any photograph to appreciate the truth of this. The immediate relation between what is
present and what is absent is particular to each photograph: it may be that of ice to sun, of grief to a tragedy, of a smile to a pleasure, of a body to love, of a winning race‐horse
to the race it has run.
A photograph is effective when the chosen moment which it records contains a
quantum of truth which is generally applicable, which is as revealing about what is
absent from the photograph as about what is present in it. The nature of this quantum
of truth, and the ways in which it can be discerned, vary greatly. It may be found in an
expression, an action, a juxtaposition, a visual ambiguity, a configuration. Nor can this
truth ever be independent of the spectator. For the man with a Polyfoto of his girl in his
pocket, the quantum of truth in an 'impersonal' photograph must still depend upon the
general categories already in the spectator's mind.
All this may seem close to the old principle of art transforming the particular into the
universal. But photography does not deal in constructs. There is no transforming in
photography. There is only decision, only focus. The minimal message of a photograph
may be less simple than we first thought. Instead of it being: I have decided that seeing
this is worth recording, we may now decode it as: The degree to which I believe this is
worth looking at can be judged by all that I am willingly not showing because it is
contained within it.
Why complicate in this way an experience which we have many times every day ‐the
experience of looking at a photo‐ experience is wasteful and confusing. We think of
photographs as works of art, as evidence of a particular truth, as likenesses as news
items. Every photograph is in fact a means of testing, confirming and constructing a
total view of reality. Hence the crucial role of photography in ideological struggle. Hence
the necessity of our understanding a weapon which we can use and which can be used
against us.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PERSOONLIJKE BEMERKINGEN:
De passages of sleutelwoorden die ik in deze tekst interessant of opmerkelijk vind, heb ik in blauwe kleur aangeduid. Kerngedachten die nadere aandacht verdienen, vind ik onder meer:
1. de functie van de fotografische 'compositie' en bepaalde soorten van fotografie als (noodzakelijke/minderwaardige) imitator en imitatie van schilderkunst als originele creator van nieuwe en unieke vormen.
2. de functie van de tijd als wezenlijk kenmerk en functie van een foto.
3. de (onzichtbare) relatie tussen wat in een foto als momentopname van een werkelijkheid visueel aanwezig is en wat buiten dit moment (vlak ervoor en erna of meer gespreid in de tijd dan wel 'buiten' de tijd als fysische of psychologische dimensie ) visueel niet (meer) waarneembaar is.
4. de functie van de 'kijker' als mentaal 'waarnemer' (interpretator) en de relatie met de potentiële 'suggestieve' (informerende/desinformerende/manupulerende/illusionaire/imaginaire/verbeeldende...) kracht van een foto.
Deze 4 puntjes uit deze 'kleine tekst' lijken me ankerpunten te zijn in het herkennnen, doorgronden en begrijpen van het wezen en de maatschappelijke functies van het medium fotografie en dus ook van fotografen (en van niet-fotografen), waarop ik later zeker nog terugkom en die ongetwijfeld ook opduiken als kernpunten in de filosofische beschouwingen over 'fotografie' van auteurs zoals, onder meer, Susan Sontag en Roland Barthes.
JOHN BERGER is een interessant en veelzijdig mens, als schrijver-filosoof-ideoloog-kunstcriticus-schilder-etcetera...
Via google vindt U hieromtrent desgewenst diverse aankopingspunten.
Een bekend en interessant boek van Berger over schilderkunst en beeldcultuur heet "WAYS OF SEEING", waarover door BBC ook een tv reeks werd gemaakt.
U kan de 4 episodes van telkens 4 deeltjes van de BBC tv reeks WAYS OF SEEING, geplaatst op youtube, op een practische wijze desgewenst bekijken vanaf DEZE BLOG die bovendien ook een zeer gevarieerde blog is, met de meest verscheiden onderwerpen om naar smaak en goesting vrijelijk in te grasduinen, onder meer in het item "photography".
26 mei 2009
LUST ( MUSIKALISCHER ORGASMUS )
22 mei 2009
LE MONDE (Gantoise) 2
LE MONDE (Gantoise) 1
21 mei 2009
THE MASS IMAGE
FUCK YOU...(de achter peeskamertjes van Vlaanderen)
20 mei 2009
DER LOTUS JUNGE
15 mei 2009
BROTHERS
ROBERT FRANK'S "ON PHOTOGRAPHY"
“There are too many images,” he said. “Too many cameras now. We’re all being watched. It gets sillier and sillier. As if all action is meaningful. Nothing is really all that special. It’s just life. If all moments are recorded, then nothing is beautiful and maybe photography isn’t an art anymore. Maybe it never was.”
And maybe it is his fault. So,Who would believe that a hairy little man could take snapshots of nothing and make millions of dollars? Anyone can take a snapshot. maybe, anyone can be famous if he gets lucky once.
(uit een gesprek met Robert Frank in 'Vanity Fair', april 2008)
OP HET MOMENT VAN HET INTERVIEW WAS DEZE WERELDWIJD BEKENDE EN GEROEMDE FOTOGRAAF 83 JAAR. ER ZIJN REDENEN OM AAN TE NEMEN DAT DE MAN WIST WAAROVER HIJ HET HAD.
13 mei 2009
BELGIUM: MENTAL MAP 2008
FERNANDO SCIANNA (MAGNUM FOTOGRAAF) OVER ZICHZELF, MAGNUM EN DE RELATIE LITERATUUR EN FOTOGRAFIE
Interview with Ferdinando Scianna: "Literature and photography contains time and memory"
Ferdinando Scianna (Bagheria, Sicily, 1943) studied Philosophy and Literature at the University of Palermo. In 1963, he met writer Leonardo Sciascia, with whom he published his first photography book Feste religiose in Sicilia at age 21, earning him a Prix Nadar.
In 1967, he moved to Milan and began to work as a photographer for the magazine L’Europeo. In 1974, he moved to Paris where he remained for ten years as a special correspondent for the magazine. He became part of the Magnum-Photos Agency in 1982.
Since 1987, he has alternated between working in reportage and his work with advertising and fashion, for which he is internationally renowned.
Highlighted among his published works are: Feste religiose in Sicilia, Bari, 1965; Les Sciliens, Paris 1977; Kami, Milan 1988; Le forme del caos, Udine, 1989; Leonardo Sciascia, Milan 1989; Marpessa, Milan 1993; Altrove, reportage di moda, Milan, 1995; Viaggio a Lourdes, Milan, 1996; Dormire, forse Sognare, Udine, 1997; Jorge Luis Borges, Milan, 1999; Obiettivo ambiguo, Milan 2001; Sicilia ricordata, Milan, 2001; Quelli de Bagheria, Lugano 2002; and Mondo Bambino, Milan, 2002.
This year he is the director of Encuentros PHE: Debates on photography.
PHE- Why did you decide to dedicate your life to photography?
Ferdiando Scianna- In Sicily, when I was sixteen, which was at the end of the 1950s, I was searching for a way to escape the petit bourgeois lifestyle that I was inevitably destined for, given my family and social situation.
I found photography by chance. I took photos of the girls I liked, and they liked my photos. I discovered that photography was very easy and perfectly matched my curiosity for the world I lived in. My escape transformed into a life project.
PHE- You have published several books throughout your career. What relationship is there between photography and literature?
FS- The first book, published when I was twenty-one, was Feste Religiose in Sicilia with a memorable essay by Leonardo Sciascia, a man who is the central figure in my life. Photography has many more relationships with literature than with painting, for example. I’ve written about this a thousand times, and I have always thought this and continue to think so. Like literature, photography also contains time and memory.
PHE- You belong to the Magnum Agency, one of the most prestigious photo agencies on an international scale. What specific characteristics would you say your photography has?
FS- Magnum has been—I’m not sure how much it continues to be—a group of photographers who take photographs because they’re interested in life, the world and history, and they didn’t think (I hope the majority still doesn’t think) that the world, life and history exist for them to take photos.
PHE- You have worked as a reporter and as a fashion and publicity photographer. Which one of your projects has pleased you the most?
FS- I take photographs to find a relationship with others and with reality, and to allow reality to form a relationship with myself. I’ve always thought that photographs are fully expressed when they’re in the pages of a book. For me, photography is a narrative on myself through the things I look at and maybe see. My projects vary greatly: on Sicily, miners in Bolivia, children, women are an important part of my life, and also tiny pieces of self-portraits.
PHE- As director of the Encuentros PHE debates, what are your expectations for the event?
FS- These ‘encounters’ on literature and photography are, in my opinion, an extension of some reflection that I’ve done for many years, without stopping, with my friends. And to continue it with new friends interested in the same questions. My friendship with Antonio Ansón was born from this. That’s why it seems natural that we’ve prepared these encounters together.
PHE- What projects are you currently working on?
FS- Unfortunately (or, fortunately: I wouldn’t like to be young now), I’m sixty-five years old. I play solitaire with the cards I’ve collected over nearly half a century of photography.
Since I’ve been too lucky in my work, people ask me to explain my career. I’ve just finished a book anthology while preparing for a big exhibition, starting June 24 at the Maison Europèenne de la Photographie in Paris.
PHE- What are your plans for the future?
FS- The same ones I’ve had in the past: try not to be unhappy. But it’s becoming even more difficult
MEER OVER DE RELATIE FOTOGRAFIE EN LITERATUUR IS TE VINDEN EN TE VOLGEN OP DE REEDS IN EEN VORIG BERICHT VERMELDE INTERESSANTE WEBWERF VAN
VLAANDEREN : MENTAL MAP 2008
11 mei 2009
HOLA BIBI !!
7 mei 2009
El regreso de la fotografía a lo cotidiano, la apuesta de PhotoEspaña 09
"Y la fotografía -añade- es un arte esencial para dotar de un interés estético y conceptual los aspectos más triviales de la vida", añade Mah, quien habla de una fotografía alejada de todo adorno que busca "volver a las bases, a la esencia".
_______________________________________________________________________
VERTALING:
"het alledaagse" is, volgens commissaris-generaal Sérgio Mah van PHOTO ESPANA 2009, een zeer open concept maar wel essentieel om de wereld waarin we nu leven te begrijpen waarbij de kracht van het dokumentair beeld in de onderscheiden media het signaal is van een nieuwe perceptie op de wereld.
En de fotografie is -daarbij- de bijzondere kunst om aan de meer triviale aspecten van het leven een esthetische en conceptuele waarde te geven, voegt Sérgio Mah er aan toe, sprekend over een fotografie die ontdaan is van elk ornament en wil terugkeren naar de basis, naar de essentie.
____________________________________________________________________
Verdere info (in het Spaans) kan U hier vinden en op de webstek van PHOTO ESPANA 2009 (van 3 juni tot 26 juli 2009 in Madrid) waarbij in het bijzonder ook de relatie fotografie en literatuur wordt belicht.
GEEN VOER VOOR "SPLEET-FOTOGRAFEN" MAAR VOOR FOTOGRAFEN UIT DE LAGE LANDEN DIE VERDER KUNNEN EN WILLEN KIJKEN DAN HUN LANDJE, HUN MOEDERTAAL EN HUN NEUS LANG IS.
6 mei 2009
THE AGE OF AQUARIUS
5 mei 2009
VANILLE GANTOISE
CRAZY AGAIN
ROSES DU PARAD
1 mei 2009
LE JOUR DE GLOIRE EST ARRIVÉ : EEN NEDERLANDS VARKEN AUF ENGLISCHE WEISE SERVIERT
De ene speelt op de lotto, een andere met de duiven, spleet-fotografen (zie definitie hieronder) spelen met het spleetje (van hun Apparaat) en gespleten spleet-fotografen hebben zelfs een vaste intieme verhouding met hun spleetje, maar ik speel (onder meer) met taal en talen die uitingen zijn van een typisch menselijke eigenschap, een sprekend kenmerk van de Homo Universalis. Zonder taal en talen zou een mens geen mens zijn, hoogstens een machteloos wezen, zoals een pasgeborene die enkel met de handjes en voetjes kan spartelen, onbetekenende keelgeluidjes maken, traantjes vloeien laten, pipi en kaka produceren en af en toe ook wel een beetje 'lachen', als ie door Moeder gezoogd, gekoesterd en verzorgd wordt.
Bovendien moet een volgroeid mens bezig zijn met méér dan één ding en bv. niet eenzijdig en blind gefixeerd zijn op en door 'beelden', op en door foto's en fotografie, al was het maar om te vermijden dat men zijn cultureel blikveld benauwend vernauwt tot een artistiek kijkgaatje, een spleetje, het sluiter spleetje van de camera obscura. Sommige fotografen lijken mij zo spleet geobsedeerd dat ze zelf 'spleet' lijken geworden te zijn: de spleet-fotografen. Spleet-fotografen hebben als dominant kenmerk dat ze veel 'zien' en ook graag 'gezien worden', maar O zo weinig weten.
Maar ter zake nu. Le jour de gloire est arrivé : een Nederlands varken auf englische Weise serviert. Wat zegt ie me nou, vraagt U zich allicht enigszins bezorgd af? Tijdens mijn veelvuldige, boeiende tochten door de menselijke taal en talen, ontdekte ik toevallig dat de 'grote Engelse taal' waar we als 'Neder-landers' zo vaak en graag naar opkijken en die we al te gulzig en al te slordig lukraak en dikwijls ongewenst en ongepast in onze moedertaal opzuigen en opslokken, alvast zelf één volwaardig Nederlands-Afrikaans woord integraal in zijn vaste woordenschat heeft opgenomen. Dit niet alledaags en heuglijk te noemen fenomeen luistert als volwaardig Engels 'noun' naar de lieflijke naam: "(AN) AARDVARK" [en a:d va:k] (= een aardvarken).
In "The Cambridge Advanced Learner's Dictionary " - overigens een uitstekend, praktisch en betaalbaar (+/- 35 € ) woordenboek(third edition) met bijhorende al even leerrijke en uitstekend gestructureerde CD-ROM met onder meer de inhoud van het volledige woordenboek én de uitspraak van elk woord in UK en in US versie, waar die van elkaar verschillen, voor wie de basis van het Engels beheerst en zich verder deze taal goed en correct eigen wil maken of zich als anderstalige (fotograaf/curator?) regelmatig van die taal bedient of beroepsmatig moet bedienen - wordt 'aardvark' alsvolgt omschreven: "An African mammal with a long nose and large ears which lives underground and eats insects".
Dit heuglijk te noemen taal fenomeen hebben Wij, stijve Nederlanders en stoere Vlamingen, helemaal niet te danken aan onze internationale reputatie als vermaarde, uitgelezen, uitgeslapen grondgeaarde 'Varkensboeren van de Lage landen', maar aan de door die 'Varkensboeren van de Lage landen' ten onrechte en dus dom veronachtzaamde en verwaand misprezen Zuid-Afrikaanse variant van onze Nederlandse taal, het Afrikaans, de (getransformeerde) moedertaal van de oorspronkelijke "Afrikaner Boere" die blijkbaar maar al te goed wisten waarom ze hun 'land' van oorsprong (Nederland-Zeeland-West-Vlaanderen) ver achter zich lieten.
Beseffen Wij, stijve Nederlanders en stoere Vlamingen, wel afdoende hoe beperkt en onbetekenend "onze moeder taal" wel is, afgemeten en afgewogen aan het geheel van de planeet en het geheel van de verschillende soorten talen waarvan de daarop levende mensheid zich in verscheidenheid van aantallen bedient? Hoe cocoonachtig knus, zelfverzekerd maar onwetend wij ons nestelen in de Poldergrond der Lage landen, in het Nederlands denkend en vermenend dat wij het Centrum en het 'Zout' der Aarde zijn, terwijl niets minder waar is?
Dat spleet- fotografen dit niet ZIEN, verwondert mij niet, maar niet-spleet-fotografen, verstandige fotografen dus, met een open blik, die zouden toch oog en oor voor taal en talen moeten hebben, vooral indien ze ook goede, zinvolle, betekenisvolle, planetair 'verstaanbare' beelden, foto's willen maken. De basis kennis (=begrijpen van de grondgedachten van geschreven teksten en gesprekken) van minstens enkele 'wereldtalen' (Engels-Spaans-Frans-Portugees-Duits-Arabisch-Russisch-Chinees-Hindi...) en de daarmee verbonden culturen, zullen hen daarbij zeker van nut kunnen zijn.
En nu komt nog eens het 'aardvark' met de lange snuit (long nose), want mijn vertelseltje is uit...
HAPPY FIRST OF MAY, aan iedereen, à tout le monde, an alle, a todos... !!